december 2000
Heemschut
31
Interieur van Lilbosch.
zelf beheerd wordt, - mede mogelijk gemaakt
door het gegeven dat deze monnikengemeen
schap een relatief lage gemiddelde leeftijd kent
en steeds nieuwe kandidaten (novicen) mag
begroeten.
Hoeve
Bij de stichting in 1883 was het overgrote
gedeelte van de huidige landerijen nog moeras-
en broekland. Alleen de oude hoeve Lilbosch
met onmiddellijke omgeving was al langere tijd
in cultuur gebracht. De herkomst van de naam
Lilbosch is onduidelijk; mogelijk is 'Lil' een
verbasterde oude eigennaam uit de karolingi-
sche tijd. In de eerste schriftelijke vermelding
uit 1699 wordt 'een woest stuk land genaamd
Lilbosch' door de Spaanse koning (toentertijd
nog heer over dit stuk van Limburg) aan een
van zijn generaals geschonken, die het omvormt
tot een klein landgoed met hoeve. Na verschil
lende keren van eigenaar te zijn verwisseld,
wordt het in 1883 in sterk verwaarloosde staat
gekocht door de Trappisten, tezamen met een
groot deel van het aangrenzende Haeselaars-
broek, dat toen nog uit moeras bestond. De
Trappisten bouwden het voorhuis van de oude
hoeve om tot wat thans het poortgebouw van
de Abdij is. In aansluiting daaraan verrezen de
eigenlijke abdijgebouwen, in eenvoudige
neogotische stijl, alles ontworpen en uitge
voerd door een broeder-architectDe Tweede
Wereldoorlog berokkende zware schade, zodat
belangrijke gedeeltes, waaronder de klooster
gangen, na de oorlog totaal vernieuwd zijn, in
een enigszins andere stijl dan het oorspronke
lijke gebouw. De kloostergangen zijn uitge
voerd volgens een eenvoudige overgangsstijl
van Romaans naar Gotisch, dezelfde stijl
waarin de eerste Cisterciënsers in de 12 de eeuw
hun abdijen bouwden. De huidige abdijkerk is
globaal genomen nog wel de oorspronkelijke
neogotische kerkruimte uit het einde van de
19de eeuw. Al is rond 1965 het interieur aan
gepast aan de nieuwe liturgische eisen volgens
het Tweede Vaticaans Concilie en omgevormd
tot een bijna tijdloze ruimte waar door hoge
ramen het zonlicht ongebroken op het sacrale
centrum valt: het heilige in heldere nabijheid
en verheven onzichtbare herkomst tegelijk.
Leren spelen voor Gods aanschijn
Het grondplan van de Abdij volgt het oeroude
traditionele model: alle ruimtes zijn gegroe
peerd rond een open vierkante binnenhof,
welke omsloten wordt door vier rondom die
binnenhof, lopende, overdekte kloostergangen,
waarop alle overige gemeenschappelijke
ruimtes uitkomen. Dit traditionele plan is niet
toevallig, maar in steen uitgedrukte monastieke
ervaring. Want welk ander grondplan zou beter
concentratie, inkeer en inwendig leven kunnen
belichamen en suggereren? Steeds weer kom
je uit op die centrale kloostergang rondom de
binnenhof, die zo tot een punt van rust en
eenheid wordt. Bovendien lopen de vier kloos
tergangen steeds in elkaar over; er is geen begin
en geen einde, je zou kunnen blijven rondlopen
zonder echt een binnenwerelds doel na te
streven of dat ooit te bereiken. Zoals ook het
monnikenleven (en trouwens elk mensenleven)
ten diepste geen binnenwerelds doel kent en
het al een heel stuk van de geestelijke weg
uitmaakt de absolute aanspraken van onze
menselijke doelstellingen te ontmaskeren en
als een kind in heilige nutteloosheid te leren
spelen voor Gods aanschijn.
Het sterke en tamelijk unieke van Lilbosch is
bovendien dat deze open binnenhof niet zo
maar een tuin of iets dergelijks is, maar het
kloosterkerkhof. Steeds weer komt de monnik
uit op dat kerkhof of cirkelt erom heen. Midden
in het leven immers staat de dood, niet als lugu-