12
Heemschut
december 1999
Het Pintohuis, eenzaam
overeind gebleven tijdens
de afbraakoperatie in de
jaren '70 voor de metro-
aanleg in de Amsterdamse
Nieuwmarktbuurt.
De grootschalige
vernieuwing van de
Amsterdamse binnenstad
werd hier niettemin een
halt toegeroepen. De nog
jarenlang breed opgezette
Jodenbreestraat loopt hier
uit in de smalle Sint
Anthoniebreestraat.
Fotoarchief tijdschrift
Lamp.
stadhuis bevrijdde, was er nog een wandschildering in het
stadhuis achter een schot verborgen: Vragende kinderen
in de kantine voor ambtenaren, die daar in 1949 door
Karei Appel was gemaakt. De kunstcommissie had het
werk aanvaard, maar de ambtenaren waren nog niet aan
deze kunstvorm toe wandschildering kan je niet in het
depot zetten. Dus werd er een schot voor geplaatst. In
1959 werd Vragende kinderen opnieuw onthuld en het
werd evenals Lebeau's werk in 1992 door The Grand
perfect gerestaureerd. Toen werd Karei Appels elementa-
risme 2) niet meer als bedreigend ervaren. De publieke
smaak was eraan gewend.
De laat 19de-eeuwse wijken van vóór de Woningwet,
zoals in Amsterdam de Pijp en de Dapperbuurt waren
door de generatie die de Woningwet in het vaandel droeg
streng veroordeeld. Pas toen de woonellende van vóór
1900 definitief tot het verleden behoorde, werden die
oude volkswijken niet meer als bedreigend ervaren en
konden ze, gerenoveerd naar de eisen des tijds, een
herwaardering beleven. Ja, rond de Albert Cuypmarkt, in
zo'n smalle pijpenla-straat als de Gerard Dou of de
Govert Flinck, dat was nog eens iets anders dan die
eenzame nieuwbouwwijken vol doorzonwoningen met de
verplichte trits licht-lucht en ruimte! En toen werd ook,
stel je voor, ontdekt, dat die eens zo verguisde buurt echt
goede architectuur bevatte. Zo is nu eenmaal de golfslag
van de smaak.
Het Lloydhotel aan de Oostelijke Handelskade te
Amsterdam uit 1899 werd bij zijn oplevering in de vakpers
scherp veroordeeld, terwijl we anno 2000 blij zijn dat het
in het moderne Oostelijk Havengebied nog getuigenis
aflegt van het verleden. Jan Veth noemde het kantoor van
de Vereeniging voor den Koffijhandel in de
Raadhuisstraat een 'produkt van burgerlijken wansmaak'.
Het Maupoleum in de Jodenbreestraat, dat met de zegen
van de welstandscommissie in 1969 was gesticht, gold
jarenlang als het lelijkste gebouw van de stad. Nauwelijks
was het in 1995 gesloopt, of ARCAM wijdde er een
eervolle tentoonstelling aan. In 1960 werd de Galerij op
het Frederiksplein zonder veel protest gesloopt; de
mensen kenden de steile trappen hokkerige woningen van
de Galerij nog maar al te goed. Daar was niets aan verlo
ren. Maar al gauw sloeg de nostalgie toe: zoiets moois als
de Galerij van Dolf van Gendt kreeg je nooit meer terug. In
de jaren '90 zijn we zo slim, oude gevels te laten staan en
daarachter iets moderns te bouwen. Ik noem als voorbeel
den in Amsterdam: het Entrepotdok, het Singel bij de
Kalvertoren, het Saskiahuis aan het Waterlooplein, het
Oranje Nassaukazernecomplex, de Rijksakademie van
Beeldende Kunsten en het Zebrahuis aan de
Sarphatistraat.
Bouw-es-wat-anders
De grote omslag van de smaak in de laatste honderd jaar is
samen te vatten als die van modernisme-tot-elke-prijs
terug naar de 19de eeuw en het eclecticisme. Het kristalli
satiepunt voor Amsterdam was de plangroep Bouw-es-
wat-anders in 1975, die zich verzette tegen een gigantisch
bouwproject van hoteleigenaar Nicolaas Bouwes aan het
Kleine-Gartmanplantsoen. De bestaande bebouwing van
Paradiso tot aan Hirsch zou daarvoor moeten verdwijnen.
Bouw-es-wat-anders was tegen sloop en voor het voor het
behoud van de bestaande bebouwing van het Kleine-
Gartmanplantsoen. Hier maakte ik kennis met de retori
sche betoogtrant: 'En heb je die trap in het Kantongerecht
wel gezien?' De vraag betekende, dat je wel een barbaar
moest zij als je niet zag hoe mooi die trap wel was. Ja, dat
moest ik toegeven, het vervelende Kantongerecht had iets
moois - en werd uiteindelijk met ere gepromoveerd tot
het discussie- en actiecentrum De Balie. Het gebouw van
De Vrije Gemeente - Paradiso - werd op de monumen
tenlijst geplaatst. Dat was nog eens iets anders dan alles
van vóór Berlage verwerpen!
De acties voor het behoud van de laat 19de-eeuwse bouw
werken op het Museumplein en voor het Zuiderbad, de
Vondelkerk en de Hollandse Manege liepen parallel aan
de golf van herwaardering voor de laat 19de-eeuwse
volksbuurten, al werden deze bewegingen door verschil
lende groepen gedragen. Het Cuypersgenootschap, dat in
1985 werd opgericht, structureerde deze herwaardering
van de 19de-eeuwse bouwkunst.
Het goede van Heemschut is, dat het niet lichtvaardig met
de nieuwe modes meewaait, maar het behoud van het
bestaande als uitgangspunt heeft. Maar het is nu eenmaal
ons onontkoombaar noodlot, dat wij niet kunnen vermoe
den hoe de 21ste eeuw zal verlopen, en wat het nageslacht
van 2099 voor fouten in ons beleid zal vinden.
Dr. Richter F. Roegholt (1925) is historicus. Hij promo
veerde in 1972 op De geschiedenis van De Bezige Bij 1942-
1972 en schreef onder meer Amsterdam na 1900, Ben Sijes,
een biografie en Het goud van de wandelaar. Hij was redac
teur van Propria Cures, Het Vrije Volk, Verstandig
Ouderschap, Ouders van Nu en is redacteur van
Binnenstad. Hij is lid van de gemeentelijke Commissie
voor de Straatnamen.
Noten
1.Corrie van Adrichem, Willem Penaat. Meubelontwerper
en organisator (1875-1057), Rotterdam, 1988.
2. Het begrip 'elementarisme' is ontleend aan Theo van
Doesburg, 'De stijl der toekomst' in: Drie voordrachten
over de nieuwe beeldende kunst, Amsterdam, 1919.