Nieuwbouw Westerdok veel te grof
In opdracht van het gemeentebestuur van Amsterdam is een
Stedebouwkundig Programma van Eisen (SPvE) gemaakt voor het
Westerdokseiland aan de westkant van het Centraal Station.
In 1994 is er een globaal bestemmingsplan voor de IJ-oevers
gemaakt dat in 1998 niet de goedkeuring van de Raad van State
wist te verwerven.
Frans Amende
december 1998
Heemschut
7
Op de maquette een eindje rechts van de boten de geplande gigantische bouwmassa.
De nieuwe opdracht is dat er deelbestemmings-
plannen moeten worden gemaakt. Het SPvE
Westerdokseiland wordt de basis van het
nieuwe bestemmingsplan voor dat gebied.
Het SPvE voorziet in de bouw van 900 wonin
gen (102.000 m2) en 28.000 m2 niet-woon-
functies. Het kenmerk zal moeten zijn een hoge
woningdichtheid.
In het plangebied worden 3 deelgebieden
onderscheiden:
- de stadszijde: het deel ten westen van de IJ-weg
- de IJ-kade: de kade ten oosten van de IJ-weg
- de Kop: het gebied rondom de haven voor de
binnenscheepvaart.
Wel 9 gemeentelijke diensten zijn nauw
betrokken geweest bij de voorbereiding van dit
plan: onder meer het Grondbedrijf, de Stedelijke
Woningdienst en de Dienst Binnenstad.
Opmerkelijk is dat noch het Gemeentelijk
Bureau Monumentenzorg noch de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg direct betrokken
zijn geweest bij het vervaardigen van dit SPvE.
Dit is des te merkwaardiger omdat in 1992 het
Bureau Monumentenzorg een waardestelling
van de bebouwing van het Westerdok heeft
gemaakt. In hetzelfde jaar heeft de Rijksdienst
een rapport 'Een nieuwe oever voor een oude
havenstad' gepubliceerd. In deze historisch
ruimtelijke analyse van het IJ-oevergebied ten
behoeve van de planvorming voor dat deel van
de stad worden de karakteristieke dienstwonin
gen en het cultuur- en architectuurhistorisch
waardevolle en behoudenswaardige voormalige
Koloniaal Etablissement (1911), nu Rijkspolitie
te Water, als zodanig nadrukkelijk vermeld.
In een ongevraagd advies van de Amsterdamse
Raad voor de Monumentenzorg aan het College
van Burgemeester en Wethouders constateert
de ARM, dat 'de rol van de geschiedenis het
geheugen van de stad) bij de planvorming voor
dit belangrijke gebied aan het Amsterdamse
waterfront ondergeschikt is. Van de door het
Bureau Monumentenzorg en de Rijksdienst
gemaakte rapportages is geen gebruik gemaakt.
De nog aanwezige sluis dateert uit 1834 en de
bijbehorende sluiswachterswoningen van
architect B.de Greefvormen een samenhangend
complex. Dit is de oudste bebouwing van het
eiland, die bovendien uniciteitswaarde heeft
omdat eenzelfde ensemble aan het Oosterdok is
verdwenen. Tezamen met de spoorbrug 19 S,
het spoortalud en de goederenloods uit de jaren
'20 zijn de sluis en de woningen herinneringen
aan de voormalige havenfunctie van het gebied.
De nu voorgestelde bebouwing en infrastruc
tuur zijn volgens de ARM qua maat en schaal
veel te grof ten opzichte van het verfijnde
weefsel van de bestaande stad en de oppervlakte
van het Westerdok.
Het gebouw dat op de Kop is gepland wordt
een enorme blikvanger c.q. blikversperring. De
ARM vraagt zich af of de grondexploitatie niet
een té overheersende factor is in de ontwikke
ling van het Westerdokseiland.
Ten slotte pleit de ARM met kracht voor een
zorgvuldige benadering van de weinige monu
mentale havenensembles die nog over zijn
langs het IJ. Alsnog pleit de Raad voor herover
weging van de plannen op basis van een nog te
maken cultuurhistorische verkenning van het
gebied.
Ambtelijke rapporten hebben dikwijls de neiging
een eigen leven te gaan leiden. Ambtenaren zijn
dikwijls zeer deskundig.
De nieuwe bestemmingsplanronde biedt
de belangstellende Amsterdammer en de
Oudheidkundige Verenigingen, samen met
Heemschut verenigd in het zogeheten
Amsterdam Overleg, de mogelijkheid de
ambtelijke ambities bij te stellen en met behulp
van de gekozen volksvertegenwoordigers te
corrigeren.
Frans Am,ende is namens de Vereniging Vrienden
van de Amsterdamse Binnenstad vertegenwoordiger
in het Amsterdam Overleg van hoofdstedelijke
monumentenorganisaties, waarvan ook Heemschut
deel uitmaakt.