6
Heemschut
december 1998
woorden. De laatste auteur die een min of meer
compleet beeld heeft geschetst voordat de
moderne theorievorming haar censuur begon,
was J.H. W. Leliman. In een door hem bewerkte
vierde druk, verschenen in 1920, van het
bekende en toen reeds bejaarde standaardwerk
van E. Gugel, 'Geschiedenis van de bouwstijlen
in de hoofdtijdperken der architectuur' heeft
Leliman een hoofdstuk toegevoegd over de
moderne architectuur. Uiteraard worden de
bekende 'voorgangers van het moderne
streven' genoemd, maar 'naast de moderne
richting', aldus Leliman, 'bleef echter ook eene
sterke strooming in historischen zin loopen,
waarbij evenals in het buitenland, echter eene
vereenvoudigde, meer sobere opvatting gehul
digd werd...'. Daarbij behoort dan een hele
reeks van vrijwel of geheel vergeten architec
ten.
Reformarchitektur
Een verkenning van de Amsterdamse binnenstad
leert al snel dat juist deze architectuur, in het
Duits vaak aangeduid als 'Reformarchitektur',
zeer dominant aanwezig is. Van een ontwikke
ling, in de gangbare architectuurhistorische zin
van het woord, is in feite geen sprake. Zelfs de
vernieuwing die Berlage aanvankelijk geforceerd
leek te hebben, was tien jaar na de opening van
de Beurs volledig verzand. Daarna werd het
bouwen gaandeweg conservatiever. De resulta
ten van de stadhuisprijsvraag, eind jaren '30,
H.H. Baanders, winkel met twee bovenwoningen
en fotografisch atelier, 1903, Vijzelgracht.
zijn kenmerkend voor de toenmalige stand van
zaken in de Amsterdamse architectuur: enkele
uitzonderingen daargelaten zijn alle inzendin
gen uiterst behoudend. Bij kleinere bouwwer
ken had ook de Schoonheidscommissie veel
invloed, en die werd met name aangewend om
het oude stadsbeeld zoveel mogelijk te conser
veren.
Een selectie van 1200 bouwwerken uit dit
geheel zal een geheel ander beeld opleveren dan
het gebruikelijke - uiterst vooruitstrevende -
beeld van de jonge bouwkunst in Nederland.
Het waren niet de architecten met werkelijk
doorwrochte bouwkunstige opvattingen die de
Amsterdamse binnenstad getransformeerd
hebben tussen 1850 en 1940. Het waren grote,
en vooral uiterst commerciële architectenbu-
reau's die de jonge bouwkunst gestalte hebben
gegeven. Daarnaast waren ook vele kleinere, en
niet minder commerciële bureautjes actief, van
totaal vergeten architecten als Jac. Duncker,
Jos. Hegener en E.M. Rood, en tot slot werden
ook vele gebouwen, net als in vroeger tijden,
ontworpen door 'bouwkundigen', ontwerpers
die door gediplomeerde architecten als 'onbe
voegden' beschouwd werden.
Moderne software maakt het gelukkig mogelijk
om typologisch, chronologisch en stilistisch tot
een kwantitatief evenwichtige keuze te komen.
Met hopelijk als resultaat een visie op de
moderne bouwkunst die nu eens niet in het
teken van de vooruitgang staat.
Drs. V. van Rossem en drs. H. van der Zanden zijn
medewerkers van Bureau Monumentenzorg
Amsterdam.
C.J. Rutgers, Gebouw 'De Ruyter', 1913,
Admiraal De Ruyterkade.