Nieuwe gemeentelijke
monumenten in binnenstad
Vincent van Kossem en Han van der Zanden
Na het monumenteninventarisatie-project (MIP) en het daarop
volgende monumentenselectie-project (MSP) was er bij velen in
Amsterdam sprake van teleurstelling. Daarbij ontstond discussie
over de gemaakte keuzes, maar de kern van het probleem school
natuurlijk in de stringente beperking van het aantal te selecteren
rijksmonumenten. Wanneer immers de jonge bouwkunst in de
hoofdstad ingedikt moet worden tot 200 monumenten, terwijl
we toch te maken hebben met een productieve bouwperiode van
bijna een eeuw (1850-1940), dan is duidelijk dat draconische
maatstaven noodzakelijk zijn.
v 11 xKi,
december 1998
Heemschut
5
j ÏUi -J
Zodoende viel al tijdens de afronding van het
MSP het besluit om een vervolgproject op te
starten met als oogmerk de selectie van een
flink aantal gemeentelijke monumenten uit de
periode 1850-1940. Tegelijkertijd werd een
aanvang gemaakt met de werkzaamheden ten
behoeve van het beschermd stadsgezicht. De
binnenstad van Amsterdam zal immers binnen
afzienbare tijd officieel tot beschermd stadsge
zicht verklaard worden. Het gaat daarbij om
conserverende bestemmingsplannen, en met
name om de zogeheten ordekaarten waarop de
waarde van elk bouwwerk wordt aangegeven
met drie categorieën. Orde-1 betreft de monu
menten, rijks- en gemeentelijke, orde-2 is van
Westelijke gevelwand Noordermarkt, de vier
hoge panden in het midden zijn in de jaren '30
gebouwd door 'onbevoegden'.
evident belang voor het stadsbeeld en daaron
der geselecteerde monumenten dienen dus
redelijkerwijs behouden te blijven, terwijl
bouwwerken in orde-3 onder zekere voorwaar
den (bestemmingsplan, welstand) vervangbaar
zijn.
Door een zorgvuldige afstemming tussen het
gemeentelijk monumentenproject en het
project beschermd stadsgezicht is het mogelijk
om voor de monumenten een beredeneerde
architectuurhistorische keuze te maken.
Immers, daar waar vooral het stadsbeeld als
harmonisch geheel bescherming behoeft, kan
volstaan worden met orde-2. Binnen dit
stedenbouwkundig ensemble van historische
bebouwing vormen de gemeentelijke monu
menten dan een collectie van gebouwen die ook
strikt architectuurhistorisch van belang zijn.
Deze collectie zou een representatieve door
snede moeten vormen van hetgeen tussen 1850
en 1940 in Amsterdam gebouwd is.
1200 nieuwe monumenten realistisch
Na enig veld- en rekenwerk werd vastgesteld
dat 1200 nieuwe monumenten een realistische
mogelijkheid is. De resulterende architectuur
historische vraag is dus: selecteer 1200 gebou
wen die een representatief beeld geven van de
jonge bouwkunst in Amsterdam. Met name
omdat het toch om een flink aantal gaat, blijkt
dit bij nader inzien een vrij lastig probleem,
waarbij ook tal van architectuurhistorische
vragen rijzen. Architectuur van voor 1850 is in
feite altijd beschermd: het enige argument
daarvoor is simpel ouderdom. Voor jongere
monumenten gelden echter heel andere, zoals
reeds gezegd uitzonderlijk strenge criteria. De
lijst van nieuwe rijksmonumenten die is voort
gekomen uit het MSP kan - enigszins gechar
geerd - beschouwd worden als een product van
typisch academische architectuurgeschied-
schrijving.
De geschiedenis van de moderne architectuur
is altijd beschreven volgens een model waarin
progressie de maatstaf vormt. Simpel gezegd:
de moderne architectuur begint bij
P.jf.H. Cuypers, wordt vervolgens door
II.P. Berlage de 20ste eeuw binnengeloodst en
koerst tenslotte via de Nieuwe Zakelijkheid de
veilige haven van het na-oorlogse modernisme
in. De werkelijkheid is echter anders, met name
in de Amsterdamse binnenstad. De heldere
lijnen van het theoretisch model worden
diffuus zodra het gaat om architecten die niet
tot de avantgarde behoren. De gewone dage
lijkse praktijkin de bouwwereld, zo blijkt dan,
is nauwelijks onderzocht door architectuur
historici.
Representatief beeld
De vraag wat eigenlijk een realistisch beeld is
van de hoofdstedelijke bouwkunst tussen 1850
en 1940 laat zich aldus niet zo eenvoudig beant-