38
Heemschut
december 1998
In het Muntgebouw naast de Munttoren in Amsterdam werd de KNOB opgericht. Foto uit jaren '50
toen de Bloemenmarkt het zicht op de Munt nog niet zo blokkeerde.
stellen. Dit voorstel vormde de basis voor de
publicatie van drE.J. Haslinghuisuit 1953 van
de 'Bouwkundige Termen, woordenboek der
westerse architectuurgeschiedenis', waarvan in
1997 een derde, door dr. ing. H.Janse bewerkte
druk verscheen.
Eén van Overvoorde's andere voorstellen
betrof te komen tot een beschrijving van de
gebouwen van de Oost-Indische en van de
West-Indische Compagnie. Ook in dit geval
duurde het jaren - 1928 - voordat deze publica
tie verscheen. In 1910 bezocht Overvoorde
Nederlands-Indië en constateerde hij dat het
met de monumenten daar slecht gesteld was.
Na zijn terugkeer bepleitte hij in Nederlands-
Indië een oudheidkundige dienst op te richten,
een advies dat door de regering werd overgeno
men.
Wettelijke bescherming
Op 6 juli 1907 werd in Kampen besloten
uitvoering te geven aan weer een ander voorstel
van Overvoorde, nl. om een commissie in het
leven te roepen om na te gaan welke wettelijke
maatregelen in ons land genomen kunnen
worden tot bescherming van 'den Vader-
landschen monumenten' (dus toch!). Deze
onder voorzitterschap van jhr. mr. V.E.L. de
Stuers gestelde commissie bracht in 1910 het
rapport 'Wettelijke monumentenbescherming'
uit dat op 22 april 1910 tijdens een druk
bezochte bijeenkomst in Pulchri Studio in Den
Haag werd besproken. Met algemene stemmen
nam men een motie aan waarin het bondsbe-
stuur werd opgedragen 'om bij de Regeering
krachtig aan te dringen op het spoedig ontwer
pen eener wet in overeenstemming met de
hoofdbeginselen in bovengenoemd rapport
aangegeven'. Zoals bekend trad eerstin 1961
de definitieve Monumentenwet in werking.
Controverse
In 1910 werd ook - onder voorzitterschap van
bondsvoorzitter prof. dr W. Vogelsang - een
commissie in het leven geroepen om
(grond)beginselen voor de restauratie der
monumenten vast te stellen. Dat bleek geen
eenvoudige opgave want al gauw openbaarde
zich n.a.v. de restauratieplannen voor kasteel de
Doorwerth een scherpe tegenstelling tussen de
oudere generatie, belichaamd in P.J.H. Cuypers
en De Stuers, en de jongere generatie, gerepre
senteerd door mannen als Jos.Th.J. Cuypers,
drj. Kalf, drH.E. van Gelder e.a. De controverse
werd door Jos. Cuypers als volgt verwoord:
'Wenscht men het kasteel de Doorwerth in
gansch zijn historische ontwikkeling geheel te
bewaren, met vernieuwing der bouwkundige
deelen? Of wenscht men het kasteel de
Doorwerth zoveel mogelijk terug te brengen in
den toestand zoals zich zal hebben voorgedaan
in het begin van den XVIIde eeuw, door latere
aanbouwen, welke uitwendig onschoon zijn, te
amoveeren?'. Cuypers jr. hing het eerste stand
punt aan, zijn vader en De Stuers huldigden het
tweede principe. De Bond aanvaardde tenslotte
in 1917 - De Stuers was toen al overleden - de
'Grondbeginselen en voorschriften voor het
behoud, de herstelling en de uitbreiding van
oude bouwwerken', gebaseerd op het adagium
'Behouden gaat vóór terugbrengen in de oude
situatie'. Voorzitter Overvoorde moest zich
krachtig verdedigen tegen de kritiek dat de
Bond een campagne tegen Cuypers sr. voerde.
Overvoorde betoogde dat de Grondbeginselen
niet tegen Cuypers c.s. waren gericht, maar
'boven de vereering van den persoon - erelid
van de Bond - stellen wij het behoud der monu
menten, dat een andere methode eist dan de tot
voor kort officiële. Het is dan ook niet juist dat
de nieuwe richting geen eerbied voor de monu
menten zou hebben en deze zou willen gebrui
ken als proefveld voor jonge architecten. De
Bond dringt juist aan op meer piëteit en verzet
zich tegen de methode der ouderen om ten
gunste van het bijwerken in oude stijl en het
aanbrengen van een nieuw-oud kleed de docu-
men tele waarde van het bestaande te vernieti
gen. De nieuwe richting wil alleen waar het
oude ontbreekt of waar bijgebouwd moet
worden, de kunstenaar van heden meer de vrije
hand laten en hiermede keert zij terug tot de
methode die vóór Viollet-le-Duc steeds is