Van rafelrand naar parelketting
Leo van der Meule
Strook langs Singelgracht:
De Amsterdamse binnenstad is terecht wereldberoemd om zijn
grachtengordel, de opeenvolging van Heren- Keizers- en
Prinsengracht, op het eind van de 16de eeuw om de
middeleeuwse stad heen aangelegd. De buitenste gracht, de
Singelgracht is echter als zodanig nauwelijks meer herkenbaar.
Met Het Singelgrachtproject moeten de gracht en het gebied
direct eromheen weer de allure en kwaliteit van weleer terug
krijgen.
Voor niet-Amsterdammers kan het geen kwaad
eerst aan te stippen dat een Amsterdammer
wanneer hij het heeft over hèt Singel hij de
'binnenste' gracht van de middeleeuwse stad
bedoelt. Die gracht werd na het slopen van de
middeleeuwse omwalling rond 1590 aan beide
zijden bebouwd en is tot op heden in volle
glorie aanwezig. De meesten van ons kennen
wel, al is het maar van ansichtkaart of scheurka
lender, het meest bekende plekje van het
Singel: de bloemenmarkt, dichtbij de
Munttoren en ook op een steenworp afstand
van het punt waar het Singel uitmondt in de
Amstel. De Singelgracht daarentegen, de
omgrachting van de 17de-eeuwse stad ligt veel
verder naar buiten en vormt de overgang en
afscheiding tegelijk tussen het centrum en de
laat-19de-eeuwse uitbreiding van de stad.
Wederom voor niet- ingezetenen: het
Leidseplein, het door velen verfoeide gebouw
van de Nederlandse Bank, het Rijksmuseum en
de onlangs gerestaureerde Haarlemmerpoort
staan in dit gebied. Hoewel de breedte van het
gebied zelden de honderd meter overschrijdt, is
de lengte aanzienlijk: meer dan zes kilometer.
Het ontstaan
In het begin van de 17de eeuw werd ter afron
ding van de stadsuitleg om de hele stad heen
een hoge muur met 26 bolwerken aangelegd.
Daarvoor lag een zeer brede gracht en daarbui
ten een gebied dat over een grote afstand,
vanuit de stad gemeten, onbebouwd diende te
blijven. Men moest uit oogpunt van verdedi
ging vanaf de stadsmuur over een ongehinderd
uitzicht en schootsveld kunnen beschikken. Op
de bolwerken stonden de korenmolens van de
stad en in de muur waren poorten gemaakt,
genoemd naar de steden die via de onder die
poort doorgaande weg met Amsterdam
verbonden waren: Haarlem, Leiden, Weesp en
Muiden. Wat zo ontstond, was ondanks zijn
overduidelijke utiliteitskarakter een gebied van
grote ruimtelijke kwaliteit en maakte op vriend
en vijand diepe indruk. Amsterdam mag dan de
eerste stad in Europa zijn geweest met een
stadspark - de Plantage, het tegenwoordige
Artis - maar het wandelgebied buiten de stad
langs het water van de Singelgracht werd
meteen na aanleg ook hogelijk gewaardeerd. In
de winter verschafte het bevroren water ijspret
aan jong en oud. Verdedigingswerk, vervoersa-
der en recreatiegebied tegelijkertijd: dat waren
bijna vier eeuwen geleden de functies van het
gebied en dat zou zo blijven tot aan ongeveer
1870.
Bebouwing en versnippering
In de tweede helft van de 19de eeuw klauterde
ons land uit het economische dal. Amsterdam
onderging eveneens een impuls, nog versterkt
door de aanleg van het Noordzeekanaal en de
opkomst van het spoorwegverkeer alsmede
door de eerste echte grootschalige industriali
satie. De bevolkingstoename, deels door
aanwas deels door immigratie, noopte tot het
uitbreiden van de stad buiten het 17de-eeuws
oppervlak. De commissie Dooijes constateerde
al in 1983 met spijt dat de stadsbestuurders
niet, zoals hun collega's in veel andere steden,
over de visie hadden beschikt om na het slopen
van de eigenlijke stadsmuur het water en het
groen over een zekere breedte te ontzien. De
nieuwe bebouwing begon eigenlijk te dicht op
de oude stad, bovendien werd de gracht op veel
plaatsen versmald en zou de toename van het
autoverkeer het gebied voor een rustgevend
wandelingetje volkomen ongeschikt maken.
Wat eens een indrukwekkend en toch rustge
vend en landelijk gebied was van hoog uit het
water oprijzende muren en bolwerken, een
brede gracht met groen is nu een verbrokkeld
geheel met als enige rode draad de achterlich
ten van ontzettend veel auto's. Op sommige
plaatsen zijn over het water te lage bruggen
aangelegd, die men niet als zodanig ervaart en
die bovendien de buitenste gracht als vaarweg
onbruikbaar hebben gemaakt. Woonboten
verpesten het zicht op het water, een wildgroei
van patat-, poffertjes- en popcornkramen afge
wisseld met reclameborden en -zuilen maken
de chaos compleet.
Het herstel
Deze teloorgang van een in wezen voor de stad
heel waardevol gebied viel uiteindelijk ook de
bestuurders op, in het bijzonder de wethouders
van Ruimtelijke Ordening en Monumenten
zorg. Na de inventarisatie van mogelijke
toekomstige rijks- en gemeentelijke monumen
ten door de commissie Dooijes verscheen nog
een aantal rapporten en verkenningen. Dit alles
resulteerde in 1996 in een overleg tussen alle
betrokken partijen. Dat zijn allereerst de zes
stadsdeelraden, maar ook Heemschut nam aan
dit overleg deel en vanzelfsprekend de
Amsterdamse Raad voor de Stedebouw en
diens tegenhanger voor de Monumentenzorg.
Er ligt op dit moment een plan van aanpak ter
tafel waaraan de visie ten grondslag ligt dat het
gebied weer een sieraad voor de stad moet
worden. Dat houdt allereerst in dat de samen
hang tussen de verschillende bruggen, kaden,
plantsoenen en pleinen versterkt wordt. Men
ziet het gebied in deze zin als ketting.
Daarbinnen moet de kwaliteit van een aantal
bijzondere plekken en ruimten verhoogd
worden. Dit worden de parels aan de ketting.
Wie verder leest in de nota ziet al gauw dat het
in feite om een drievoudige ketting gaat: de
buitenste ring van de oude stad, het water van
de gracht en de eerste ring, over het water
heen, uit de 19de eeuw. De binnenring
- Marnix-straat, Weteringschans en
Sarphatistraat - zal verkeersluw worden inge
richt, fietsers en voetgangers krijgen het hier
zoveel mogelijk voor het zeggen. In tegenstel
ling tot de andere grachten verloopt de
Singelgracht zelf niet in rechte segmenten
maar slingerend. Dat aparte, slingerende karak
ter moet niet worden gladgestreken of wegge
moffeld maar juist benadrukt en verder uitge
werkt. 'De bomen, voetpaden, fietspaden,
december 1998
Heemschut
25