De paardentramremise aan de Overtoom, een lastig complex' 1 V 011 JL li; tl g g 1 H 11 S/ Rinke van Brenkelen In de tweede helft van de 19de eeuw maakte Amsterdam een explosieve groei door. Aan de rand van de oude stad verrezen nieuwe wijken zoals de Pijp, de Kinkerbuurt en de Oosterpark- buurt. Hierdoor ontstond de behoefte aan een openbaar vervoersnetwerk dat de nieuwe wijken met het centrum verbond. In 1872 gingen de eerste diensten, onderhouden door verschillende maatschappijen, van start. Zij maakten gebruik van omnibussen: logge rijtuigen die door paarden werden voortgetrokken. Al snel werd overgegaan op het gebruik van de paardentram die comfortabeler en sneller bleek te zijn. In 1899 nam de gemeente de openbaar vervoerstaken over en een jaar later voerde men de electrificatie van het tramnet door, waarna de vertrouwde paardentram uit het stadsbeeld verdween. december 1998 Heemschut 13 De voormalige paardentramremise met rechts het gebouwtje waar voorheen de smederij en wagenmakerij waren gevestigd. Tekening naar het originele ontwerp van A.L. van Cendt. In 1874 verleende het stadsbestuur aan één van deze maatschappijen, de Amsterdamse Omnibus Maatschappij, een concessie om op verschillende trajecten paardentrams te exploi teren. Naast de noodzakelijke railinfrastructuur bouwde deze ook enkele remises om het mate rieel en de paarden te stallen. Aan de, nog ongedempte, Overtoom verrees in 1877 op het terrein van het voormalige woonhuis Bremerlehe zo'n remise. Het complex werd ontworpen door i 11 geni eur-architcct A.L. van Gendt, die zich in datzelfde jaar in de hoofdstad had geves tigd en later beroemd zou worden door zijn ontwerpen voor onder andere de Hollandse Manege (1882) en het Concertgebouw (1883). Van Gendt was een estheet die voor zijn ontwerpen, in overeenstemming met hun functie, uiteenlopende bouwstijlen hanteerde. Voor het ontwerp van de paardentramremise liet hij zich inspireren door de natuurlijke omgeving van het erachter gelegen Vondelpark, waardoor het complex een rustiek karakter kreeg. Kenmerkend hiervoor zijn de hoge daken, het siermetselwerk en de zware houten deuren en luiken. Het geheel is opge trokken in een eclectische bouwtrant die toen tertijd vaak werd toegepast bij functionele gebouwen. De bebouwing bestond uit een kantoorgebouw dat loodrecht op de straatkant werd geplaatst, met daarnaast een smederij, wagenmakerij, stallen voor 54 paarden en een remise waar 30 rijtuigen konden worden ondergebracht. Later werden hier nog een ziekenstal en een mestbergplaats aan toege voegd. Herbestemming Na de electrificatie van het tramnet rond 1900 raakte de remise in onbruik. In 1936 vestigde het automobielverhuurbedrijf Spijkers zich in i- 4 :iWVW\- VirtWwvri Naar alle waarschijnlijkheid zal het kantoorgebouw van de voormalige A.OM. plaatsmaken voor nieuwbouw. Tekening naar het originele ontwerp van A.L. van Gendt. het complex en zou daar 49 jaar blijven. Na geruime tijd te hebben leeg gestaan werd de inmiddels zwaar verwaarloosde remise in 1988 gekocht door een projectontwikkelaar. In het begin van de jaren '90 presenteerde deze een plan waarbij de paardentramremise zou moeten plaatsmaken voor nieuwbouw bestaande uit een winkelruimte met daarboven appartementen. Door bezorgde omwonenden en liefhebbers van dit unieke stukje industrieel erfgoed werd in 1995 de Vereniging tot behoud van de Paardentramremise opgericht die zich tot doel stelde de sloopplannen te verijdelen en te zoeken naar een passende nieuwe functie. Inmiddels is het door het stadsdeelbestuur Oud-West in eerste instantie goedgekeurde nieuwbouwplan alsnog afgekeurd. Vooruitlopend op een mogelijke plaatsing via het MSP heeft de Vereniging tot behoud van de Paardentramremise ook een plaatsingsver- zoek bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ingediend, waardoor het complex nu voorbescherming geniet. Doordat de projectontwikkelaar echter al enkele miljoe nen in het nieuwbouwproject heeft geïnves teerd is een impasse ontstaan. Gezocht wordt naar een tussenvariant. Vanuit monumenten zorg is voorgesteld de stallen en smederij te restaureren en te verbouwen maar het kantoor gebouw op te offeren voor nieuwbouw. De vraag of de remise behouden zal blijven, wordt in de nabije toekomst beantwoord. R. van Brenkelen is medewerker van Bureau Monumentenzorg te Amsterdam.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1998 | | pagina 15