Groenoases in de Hollanden Vincent Collette Onlangs kwam de 'Gids voor de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur. Deel West: Noord- en Zuid-Holland' op de markt. Aan deze uitgave waren reeds Deel Noord'en Deel Oost en Midden'vooraf gegaan. Hoewel het vierde deel over de zuidelijke provincies nog zal verschijnen, kunnen we nu al stellen, dat de beide Hollanden over het grootste aantal en de meest bijzondere specimina van architectonisch vormgegeven groen beschikken. Registratie is één, bescherming is twee. oktober 1998 Heemschut 7 Onder tuin- en landschapsarchitectuur kunnen vallen: villaparken, landgoederen, buitenplaat sen, dierentuinen, model- en heemtuinen, tuin dorpen, begraafplaatsen, land art, recreatiepar ken en pretparken. Zij zijn markant vanwege aanleg en inrichting met een specifieke keur van boom- en plantsoorten. Deze rijkdom aan groen heeft het westen verworven dankzij zijn positie als financieel- economisch en bestuurlijk centrum, met een hoog percentage aan bevolkingsdichtheid. In deze verstedelijkte regio bestond sterke behoefte aan groenoases ten behoeve van recreatie. Middelen om opdrachten te kunnen verschaf fen waren hier ruimschoots voorhanden. Tuinen en parken dienen, evenals bouwkundige objecten, op hun cultuurhistorische mérites te worden beoordeeld en beschermd. Het besef hiertoe ontstond in de jaren '70 in eerste instantie bij particuliere organisaties en mondde uit in gerichte activiteiten, ook in de westerse provincies. Zo begon de in 1973 opgerichte Stichting Particuliere Historische Buiten plaatsen op basis van nauwe samenwerking met particulieren en Rijk in 1983 de fraaie parken van Huys ten Donck bij Ridderkerk en kasteel Duivenvoorde te Voorschoten (Z-H) en Huis Te Manpad te Heemstede (N-H) te bescher men en te beheren. Het Rijk ontwikkelde een beschermingsbeleid aan de hand van juridische instrumenten, zoals onder meer de Monumentenwet, en financiële instrumenten, de subsidie- en fiscale regelingen. Op de rijks monumentenlijst prijkt inmiddels al een reeks tuinen en parken, die in het kader van het Monumenten Selectie Project (periode 1850- 1940) alleen maar zal toenemen. Een andere particuliere organisatie is de in 1980 opgerichte Nederlandse Tuinenstichting. Met veel succes heeft zij Frankendaal, de Hortus en het Beatrix- park te Amsterdam weten te behouden en financiële hulp geboden bij de instandhouding van de tuin van het landgoed Olaertsduyn te Kasteel Duivenvoorde met groene oase. Foto A.A.Dullé. Rockanje (Z-H) van de bekende L.A. Springer en daterend uit 1910. Op verzoek van de Tuinenstichting wees de provincie Noord-Holland in de jaren '90 een zestal tuinen uit de periode 1883-1920 aan als provinciaal monument, waaronder de Bijenschans en het Uytwijck te Hilversum (resp. 1918 en 1921), beide naar ontwerp van de Naardense architect D.F. Ter Steeg. 'Deze aanwijzingen impliceren, dat eigenaren een beroep kunnen doen op subsidie voor onder houd- en restauratie van hun tuin', aldus Hélène Meelissen, beleidsambtenaar monu mentenzorg. 'Bij onderhoud en restauratie moet gedacht worden aan instandhouding van de structuur alsmede aan detaillering en mate riaalgebruik'. Tot nu toe is Noord-Holland de enige provincie, die tuinen op een provinciale monumentenlijst heeft geplaatst. Ook de provincie Zuid-Holland kan tuinen selecteren en aanwijzen als provinciaal monument, waarbij de Cultuurhistorische Hoofdstructuur als uitgangspunt geldt. Groene sterren Uniek voor de westerse provincies was de ontwikkeling van de zogenaamde Groene Sterren als tegenwicht ten opzichte van de stedelijke schaalvergroting. In het kader van de 'Structuurschets voor de Ruimtelijke ontwikke ling van de openluchtrecreatie in Nederland' (1964) werden 11 van deze recreatieparken aangelegd, die in 1967 bij verschijning van de 'Tweede Nota ruimtelijke ordening in Nederland' met 16 waren toegenomen. De sterren werden gepland in een tijd, toen men wonen, werken en recreëren ruimtelijk en organisatorisch nog gescheiden van elkaar hield. Bestaande uit bos, weide en water, lagen zij langs wegen vlakbij de grote steden. Voor beelden zijn: de Brielse Maas en Rottemeren (Z-H) en de Maarseveense Plassen en Het Twiske (N-H). Het Amsterdamse Bos van C. van Eesteren en J.H. Mulder (vanaf 1931) en K.C. van A'c.v (193 3-1934), een groeneiland binnen een verstedelijkte omgeving, is als Groene Ster avantla lettre te beschouwen. Het is zeker een afweging waard, of deze voor de jaren '60 typerende Groene sterren reeds tot het monumentengoed dienen te behoren. drs. V. Collette is adviseur van Heemschut.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1998 | | pagina 9