Albertus Perk te Hilversum
treedt buiten oude perken
J. Kwantes
Albertus Perk was een Hilversumse notaris, erfgooier en
gemeentesecretaris in de vorige eeuw en grondlegger van
de plaatselijke geschiedvorsing. Hij is de naamgever van de
Hilversumse Historische Kring (H.H.K.). Deze vereniging geeft
het kwartaalblad 'Eigen Perk' uit.
Historische kringen houden zich vooral bezig met het bevorderen
en verbreiden van historische kennis over het eigen territoir en
met het behoud van objecten van cultuurhistorische betekenis.
36
Heemschut
oktober 1998
bezwaren van Heemschut in een hoorzitting
nader toegelicht. Het woord is nu aan de Asser
politiek. De H.H.K. heeft haar behoudende taak
gerelativeerd en daarvoor de statuten aldus
gewijzigd: Het beschermen van het historisch-
ruimtelijk karakter van Hilversum en het inpassen
van dit karakter in de eigentijdse ontwikkeling van
Hilversum. De cultuurhistorie heeft nu een
geringere museale betekenis, maar is
inspiratiebron geworden voor onvermijdelijke
nieuwe ontwikkelingen. De aandacht voor
historische kennis wordt waargemaakt in
het lidmaatschap van de plaatselijke
Monumentencommissie, in dat van de
Overleggroep Binnenstad, maar ook door
deelname in de Klankbordgroep Hilversum
2015. Daarmee werd invloed verkregen op
politieke besluitvorming over de toekomst van
het verleden van Hilversum.
'Hilversum, laat je niet het bos insturen'
Onder deze titel geeft Albertus Perk in een
brochure een beschrijving van de cultuur
historisch waardevolle landschappen rond
Hilversum. Deze landschappen zijn ontstaan
op in ijstijden gevormde stuwwallen, hebben
een agrarische oorsprong en zijn bepaald door
de noodzakelijke verhouding van 1 op 9 a10
tussen de oppervlakte van te bemesten akkers
op de eng en de omvang van door schapen te
begrazen heiden. Hierop hadden de erfgooiers
sinds de middeleeuwen een gemeenschappelijk
gebruiksrecht, terwijl de blote eigendom aan de
centrale overheid behoorde.
Door de grote staatsschuld omstreeks 1840
werden delingen overeengekomen, waardoor
de gemeenschap der gebruikers 2/3 deel in
volle eigendom verkreeg en domeinen 1/3 deel.
Dit laatste bestond voornamelijk uit bos en hei,
waarvan het grootste deel aan rijke ontginners
van buiten het Gooi werd verkocht. Die lieten
er grotendeels productiebos op aanleggen. Een
ander deel van het bezit van domeinen kreeg
een publieke functie, zoals een militair oefen
terrein bij Crailoo en waterleidingterreinen
met de daarlangs gelegen weg Hilversum-
Laren.
Richtlijnen te vrijblijvend
De titel van de brochure verwijst naar de
verstedelijking van dit aantrekkelijk, gemakke
lijk bereikbare, onder de rook van Amsterdam
liggend gebied. Het is daarom niet vreemd dat
hier al in 1925 het eerste voorbeeld van boven-
locale ruimtelijke planning tot stand kwam. In
het onder voorzitterschap van Dudok door de
Centrale Schoonheidscommissie voor het Gooi
gepubliceerde rapport waren de richtlijnen:
behoud van de natuur, geen verspreide villa
bebouwing meer, maar de uitbreidingen beper
ken tot de engen rond de dorpskommen. De
richtlijnen waren echter vrijblijvend. De
bebouwing schreed voort en door de versnelde
uitbreiding in de jaren '50 raakte de bouwcapa
citeit op de akkergrond uitgeput. De provincie
stelde in 1965 een streekplan vast met als
hoofddoel natuurbehoud. Uitbreiding der
bebouwing alleen nog op de Oostermeent bij
Huizen en Blaricum. De partiële herziening
van het streekplan in 1972 liet het hoofddoel
onverlet, wel met de erkenning dat het Gooi
ook een belangrijk woon- en werkgebied is.
Daarom zou een deel van de Hilversumse
Meent ten westen van Bussum nog bebouwd
kunnen worden. Bij een gelijk inwonertal bleef
het aantal huishoudens toenemen en daarmee
ook de woningbehoefte. Daarom was er in de
eerste helft van de jaren '80 ook op de meenten
nog maar weinig te bouwen. Ondertussen was
het aantal woningen in het Gooi toegenomen
van 20.000 in 1926 totrond 74.000 in 1985.
Natuurbehoud met erkenning van woon- en
werkgebied leidde tot een moeilijk oplosbare
tegenstrijdigheid van belangen.
Het in 1985 vastgestelde streekplan maakte
daarom onderscheid tussen landelijk gebied
met bewaring of versterking van natuur en
landschap en stedelijk gebied waar woon- en
werkfunctie in stand gehouden moesten
worden. En in het stedelijk gebied moest
gezocht worden naar ruimte voor meer wonin
gen en bedrijven, de compacte stad-gedachte in
de praktijk. Er werd inderdaad ruimte gevon
den: het aantal woningen in het Gooi nam nog
toe van 74.000 tot ruim 83.000 begin 1998.
Binnen de bebouwde kommen liep het inwo
nertal terug door het kleiner worden van de
huishoudens.
Het gemeentebestuur van Hilversum tracht
op basis van het rapport 'Toekomstvisie
Hilversum 2015' krampachtig aan het inwoner
tal van 80.000 vast te houden. Daarvoor zou tot
een belangrijke uitbreiding van de woningvoor
raad en van bedrijfsterrein moeten worden
gekomen.
Geen verdere verdichting
In een bij de brochure gevoegd advies van
prof.dr. H. Verbruggen, hoogleraar internatio
nale milieu-economie, wordt de noodzaak van
deze uitbreidingen ondergraven en wordt
aanbevolen het streven niet op de kwantiteit te
richten, maar op de kwaliteit, namelijk van
voorzieningenniveau, woonklimaat en bedrij
vigheid. Verdere verdichting door compact en
hoog bouwen gaat tegen de woonpreferenties
in, is ongewenst en onnodig.