50 jaar monumentenzorg op niveau Bert Franssen Jubileum Rijksdienst voor de Monumentenzorg De Rijksdienst voor de Monumentenzorg bestaat dit jaar 50 jaar. Deze maand verscheen een flink jubileumboek - door de Rijksdienst zelf samengesteld - met historische aantekeningen van 23 auteurs. Een eerste poging om de geschiedenis van deze alom gerespecteerde dienst te beschrijven. In dit artikel een terugblik op 50 jaar RDMZ, aan de hand van een gesprek met Peter Don, samensteller van het boek. 2 Heemschut december 1997 Bel je de Rijksdienst op, dan zegt een stem plechtig en traag: 'U spreekt met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg'. Dan weetje dus al dat je met een deftig gezelschap te maken hebt dat er een zekere savoir vivre op nahoudt. Deftigheid moetje eerst verdienen en daarmee zit het wel goed. Want de Rijksdienst heeft in de loop van zijn bestaan een indrukwekkende hoeveelheid kennis verzameld, staat bekend als absoluut integer en tilde de monumentenzorg naar een uniek niveau in de wereld. Over gebrek aan gezag hoeft de dienst zich dan ook niet te beklagen. Toch, iets van een ivoren toren-mentaliteit kleeft de Rijksdienst ook aan. Drs. Peter Don, samensteller van het jubileumboek In dienst van het erfgoed van de Rijksdienst en hoofd van de afdeling collecties, zegt in een treffende poging tot zelfanalyse: 'Wij dachten lange tijd te veel dat wij er vooral voor de monumenten zijn, en veel minder voor de mensen die met monu mentenzorg bezig zijn. Wij dachten te gauw: die mijnheer moet niet zeuren, al woont hij in dat pand. En verder was de RDMZ ook lang een dienst van specialisten die hun eigen terrein geheel alleen overheersten. Ze vonden: als iemand iets over dit onderwerp wil weten, moet hij bij mij zijn. Ik heb daarover een unieke documentatie in mijn kast. Als ik er niet ben kunnen anderen daar niet bij, maar dat is niet erg, want wie anders zou in staat zijn er iets zinnigs over te vertellen?' Interne problemen, zo die er waren, bleven binnenskamers - ook logisch bij zo'n deftig gezelschap. Er kwamen nooit ruzies naar buiten. De dienst is nooit onderwerp van een onthullende story in Vrij Nederland geweest, nooit van een gedegen historisch onderzoekof proefschrift. Het lijkt een harmonisch gezel schap dames en heren, zo op het oog bijna contemplatief bezig met het bewaken van ons cultureel erfgoed. Twijfels De RDMZ heeft echter beslist zijn ups en downs gekend. Zo begon aan het eind van de jaren '70 zijn gezag enigszins te tanen. De Algemene Rekenkamer deed regelmatig onder zoek bij de dienst en kwam tot een aantal zeer kritische kanttekeningen. Uit een rapport in 1986: 'De effecten van restauraties zijn in betrekkelijk veel van de onderzochte gevallen met name bij kerken, min of meer teniet gedaan door onzorgvuldige uitvoering van de restaura tie, dan wel door het achterwege laten van deskundig onderhoud na de restauratie.' Systematische verslaglegging was volgens de Rekenkamer ook geen sterke kant. Verder waren monumenten slordig beschreven, en ontbraken duidelijke en objectieve criteria voor plaatsing op de monumentenlijst. De toenmalige hoofddirecteur Jessurun reageerde recht voor zijn raap toen ik hem daarover interviewde: 'De berg die een muis baart,' vond hij. 'Er staat in het hele rapport niets waarvan de minister en het management zich niet bewust zijn. Men verdiept zich onvol doende in de oorzaak van de gebreken. Er zijn een heleboel suggesties waarvan ik zeg: aardig verhaal, maar daarvoor heb je zestig mensen nodig.' Ook de Tweede Kamer uitte kritiek op de manier waarop de monumentenlijst tot stand was gekomen. Peter Don zegt daarover: 'In de jaren '60 was er ineens een monumentenwet, er moest een lijst komen. Al die wetenschappers die hier boeken zaten te schrijven, zijn toen het land uitgezwermd om alle steden en dorpen te bekijken en in een vloek en een zucht te bepalen wat er op die lijst moest komen. Dat was: grote halen, snel thuis, met veel omschrij vingen als: 'pandmet lijstgevel, achttiende eeuw', want er was geen tijd om het allemaal van binnen te bekijken. Destijds nam de Raad van State er genoegen mee dat een pand met die omschrijving helemaal beschermd was. Dus de eigenaar kon niet zomaar een achterkamer met een 18de-eeuws plafond slopen. Later, eind jaren '70, kwam de mededeling van de wetge ver: -Rijksdienst, als je dat waar wil maken, zul je je beschrijving moeten aanpassen. Dat betekent dat we elk monument opnieuw moeten bekij ken.' De RDMZ was net met het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) gestart - de inven tarisatie van jonge monumenten - en had daar voor helemaal geen tijd. Maar voor de nabije toekomst ligt in elk geval nog een enorme klus te wachten: de actualisering van het register. Nu was het de tijd van de opeenvolgende bezui nigingen, dus hoofddirecteur Jessurun had enig recht van spreken. De dienst moest met minder mensen meer werk verzetten, en de subsidie budgetten liepen steeds verder terug. Het was, eind jaren '70, jaren '80, een van de redenen dat het zelfvertrouwen van de RDMZ wegebde. Dat werd er niet beter op toen de Rijksdienst geconfronteerd werd met de decentralisatie. De centrale dienst moest terrein prijsgeven, medewerkers werden niet meer met alle egards ontvangen in het land, de rijksambtenaar hoefde niet meer te komen vertellen wat de mensen in het land moesten doen. En de burger was niet meer zo gezagsgetrouw als voorheen, de monu mentenzorg kreeg te maken met Arob-proce- dures. Voor de kwaliteit van de Rijksdienst waren de bezuinigingen ronduit rampzalig, omdat medewerkers, met vaak unieke vakken nis, na hun vertrek niet meer mochten worden vervangen. Onderhoud 'De laatste paar jaar kruipen we uit het dal,' zegt Peter Don.Minister D'Ancona ontwierp een strategisch plan waar nog geen geld bij lag, maar waardoor we opnieuw zijn gaan nadenken

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1997 | | pagina 4