oktober 1997
Heemschut
39
Cevel Breestraat 65.
goed thuis was in het art nouveau idioom en
een ervaren ambachtsman moet zijn geweest.
Volgens de kunsthistoricus L. Gans is het voor
komen van decoraties bestaande uit bloem- en
bladmotieven in Nederland zeer ongebruike
lijk. Als voorbeeld noemt hij de gevel van
Wassenaarseweg 11 te Den Haag van architect
Joh. Mutters uit 1898. Curieus en onoplosbaar
tot nu toe is hoe een Belgisch kunstenaar in
Leiden terecht kwam om een project uit te
voeren, voor een redelijk klein gebouw dat qua
architectuur een provinciale uitstraling heeft en
niet bijzonder uitmuntend is. Overigens is Gans
van oordeel dat buiten Den Haag en Rotterdam in
de gebouwen in art nouveau stijl de decoratieve
elementen als het ware op de gevel geplakt lijken
te zijn. In het algemeen lijkt er sprake te zijn
van stijlimitatie met een zware overschatting
van het ornament. Het eerste kan in het geval
Breestraat 65 wel toegegeven worden, of er ook
sprake is van het tweede aangegeven punt lijkt
mij niet.
Natuurlijk hadden Nederlandse en Belgische
kunstenaars contact met elkaar. De schilder
Jan Toorop bijvoorbeeld, die lid was van de
Brusselse kunstenaarsgroep Société des Vingt
had veel contact met de Belgische avant-garde.
Wellicht geeft deze relatie wat meer inzicht in
de Haagse situatie, voor Leiden zeker niet.
Leiden had echter wel Kees Verster, de jongere
broer van de schilder Floris Verster, die als
conservator van het StedelijkMuseum De
Lakenhal verantwoordelijk was voor veel expo
sities van moderne kunst en kunstnijverheid.
Zo organiseerde hij in 1897, samen met Willem
CoenraadBrouwer (1877-1933) en diens zwager
JohannesAarnoutLoebèrJr. (1869-1957)2, een
tentoonstelling met voorbeelden van moderne
Nederlandse kunstnijverheid en twee jaren
daarvoor al een expositie van drie Belgische
kunstnijveraars: Franz M. Mechters, Charles
DoudeletenA. Toussaint. De expositie werd
besproken in De Kroniek van 1895, waarbij
opvalt dat de recensent vooral schrijft over
glasschilderingen en affiches waarvan 'paarse
stroopkrullen' de typische stijlkenmerken
waren. Misschien is één van deze Belgische
kunstenaars benaderd om de gevel van
Breestraat 65 te decoreren. Er is geen archief
materiaal met betrekking tot de geveldecoratie
van het pand Breestraat 65 (meer) voorhanden.
Het raadsel wie de ontwerper is van de decora
ties biedt dan ook meerdere oplossingen. Het
is bijvoorbeeld ook niet ondenkbaar dat een
architect of kunstnijveraar uit bijvoorbeeld.
Den Haag hiervoor verantwoordelijk is
geweest3, of dat een begaafde plaatselijke
kunstenaar ooit als ontwerper aangewezen zal
worden.
Wat wel met zekerheid te zeggen valt, is dat
Leiden een uniek voorbeeld van art nouveau
met grote kunde in het stadsbeeld teruggehaald
heeft. Zowel uitvoerenden, als de opdrachtge
ver en de gemeente Leiden zijn zeer tevreden
met het resultaat, de laatste zelfs zodanig dat zij
in overweging neemt een jaarlijkse gevelprijs uit
te reiken voor de mooist gerestaureerde gevel in
de Leidse binnenstad. Dergelijke wedstrijden
werden in het eerste kwart van de 20ste eeuw al
eerder in Leiden gehouden. Met het voornemen
van de gemeente zal deze oude traditie ook
weer nieuw leven ingeblazen worden.
drs K. van Ommen (1.964) is kunsthistoricus en
freelance publicist.
Noten
1 L. Gans. Nieuwe kunst. De Nederlandse bijdrage tot de Art
Nouveau. Dckoraticve kunst, kunstnijverheid en architectuur rond
1900. Utr., 1960.
2 VV.C. Brouwer was pottenbakker die in zijn tijd ook buiten
Nederland grote bekendheid genoot en een aan de art nouveau
verwante beeldtaal voor zijn ceramiek aanwendde. 7,ie ook: E. Ebbinge.
VV.C. Brouwer. Mededelingenblad Ned. Ver. v. Vrienden v.d.
Ceramiek, 97/98, 1980. J.A. Loebèr had een boekbinderij te Leiden en
was een groot deskundige óp het gebied van de oude Indonesische
kunstnijverheid, met name het batikken.
3 De firma Noack had meerdere vestigingen in Nederland. Naast een
filiaal in deAnkerstecg te Leiden had de firma namelijk ook een een
vestiging in Den Haag.