Een nieuwe schoorsteen
voor een oud gemaal
11
Willem Jan Pantus
Het Land van Maas en Waal wordt - de naam geeft dat al aan -
sinds mensenheugenis beheerst door het water. Dat is met de
extreem hoge waterstanden van de afgelopen jaren eens te meer
duidelijk geworden. Het is daarom goed zich te realiseren dat er
voortdurend systemen in werking zijn die ervoor zorgen dat wij
- en dat geldt niet alleen voor het Land van Maas en Waal, maar
voor grote delen van Nederland - droge voeten houden.
29
De bouw van dijken mag er dan voor gezorgd
hebben dat we - soms ternauwernood - het
rivierwater buiten de deur kunnen houden,
maar daarmee is de waterhuishouding binnen
dijks nog niet geregeld. Om een overschot aan
water in een door dijken omsloten gebied, zeg
maar een polder, op een rivier te kunnen lozen,
zijn er gemalen nodig. Vroeger waren dat
windmolens, maar met de voortschrijdende
industrialisatie kwamen daar veelal gemalen die
door stoommachines aangedreven werden voor
in de plaats.
In het westelijk deel van het Land van Maas en
Waal, daar waar het land het laagst ligt, waren
dat er rond 1900 maar liefst acht. In de jaren '60
zijn deze stoomgemalen successievelijk buiten
gebruik gesteld en vervangen door twee moderne
gemalen die de hele klus gemakkelijk klaren, een
electrisch gemaal in Alphen en een dieselgemaal
in Appeltern. Wie vandaag de dag Appeltern
Het stoomgemaal 'De Tuut' in Appeltern. Van
links naar rechts: de nieuwe schoorsteen, het
ketelhuis en de machinekamer. Foto: Ton van
Hulst, Druten (1997)
binnenrijdt over de Maasdijk, vindt ze broeder
lijk naast elkaar: het in zijn soberheid fraai vorm
gegeven dieselgemaal uit beton en staal, dat met
zijn witgeschilderde scherphoekige uiterlijk altijd
verrassend afsteekt tegen de vetgroene omgeving.
Maar ook en vooral het oude stoomgemaal, dat
na in 1969 buiten gebruik gesteld te zijn als enige
in het Gelderse rivierengebied in authentieke
staat bewaard gebleven is, compleet met instal
laties en waterbouwkundige infrastructuur als
aan- en afvoerkolk voor overtollig water.
Aangekocht door Baet en Borgh
Het tussen 1915 en 1917 naar ontwerp van het
Nijmeegs ingenieursbureau Van Hasselt en De
Koning ontworpen gemaal, dat de toepasselijke
naam 'De Tuut' draagt (naar de tuitvormige
plattegrond van de waterloop), is in 1984 door
de Monumentenstichting Baet en Borgh
aangekocht van het Polderdistrict Groot Maas
en Waal. De bedoeling van de stichting was te
voorkomen wat met alle andere zeven stoom
gemalen in het Land van Maas en Waal
gebeurd was: de onttakeling van het gebouw en
de installaties. Weliswaar was de veertig meter
hoge schoorsteen om reden van bouwvalligheid
toen al gesloopt, maar omdat de oude stoom
machines nog redelijk intact waren, werden er
restauratieplannen gemaakt.
Op Rijkslijst
Allereerst is het gebouw als voor de streek zeld
zaam relict van het stoomtijdperk op de rijks
lijst van beschermde monumenten geplaatst.
Maar om het voortbestaan van het complex te
kunnen garanderen, moesten ook de twee in
1918 door Stork in Hengelo gebouwde hori
zontale eencilinder-stoommachines weer
kunnen werken. En dat kan nu eenmaal alleen
met een goede schoorsteen.
Die schoorsteen is er nu. Dankzij een succes
volle geldinzamelingsactie, waarvoor de immer
bedrijvige voorzitter van Baet en Borgh Jan
Reijnen uit Puiflijk, tekent, kon deze zomer het
104 jaar oude bedrij f van Genït Brink ui t Arnhem
aan de slag om op de oude fundamenten een
nieuwe schoorsteen te bouwen. 'Misschien wel
de laatste van zijn soort' verzuchtte de gespe
cialiseerde schoorsteenbouwer. Opvallend
genoeg was het ontwerp daarvoor wederom
afkomstig van hetzelfde ingenieursbureau dat -
precies 80 jaar geleden - verantwoordelijk was
voor de oude: Haskoning uit Nijmegen.
Speciaal gebakken radiaalstenen
De nieuwe 35 meter hoge 'pijp', geheel opge
trokken uit speciaal voor dit doel gebakken
radiaalstenen, is wel iets korter dan de oude.
Vijf meter om precies te zijn. Dat heeft te
maken met de omstandigheid dat men graag de
bestaande fundering wilde gebruiken. Volgens
de huidige normen zou de fundering voor een
hogere schoorsteen zwaarder moeten worden,
wat echter een extra kostenpost van anderhalve
ton met zich meegebracht zou hebben. Voor
het toekomstig gebruik - slechts enkele malen
per jaar - zou dat zonde van het geld zijn
geweest, zo vindt het bestuur. Dat heeft, nu de
metselaars weg zijn, nog wel andere zorgen aan
zijn hoofd: het bedrijfsklaar maken van de
ketels, de stoommachines en de pompen.
Naar verwachting kan het enige stoomgemaal
van Maas en Waal eind 1998 weer draaien: dan
als levend monument van bedrijf en techniek,
wel te verstaan.
Dr. Willem jan Pantus is kunsthistoricus en werk
zaam aan de Katholieke Universiteit van Nijm.egen.
oktober 1997
Heemschut