Nieuw leven in oude structuren Willem Jan Pantus De sfeervolle historische ambiance van de Grote Zaal van het Concertgebouw 'De Vereeniging' in Nijmegen vormde de achtergrond voor de studiedag van de KNOB samen met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg 'Nieuw leven in oude structuren'. 28 Heemschut oktober 1997 De bedoeling was met elkaar van gedachten te wisselen over het spanningsveld tussen oud en nieuw in een levende stedelijke context. Met het oog op de gekozen locatie was daaraan echter meteen een concrete casus gekoppeld: de actuele discussie over de eventuele bebou wing van het roemruchte Valkhof in Nijmegen. Als sprekers voor deze dag, die werd voor gezeten door de directeur van de RDMZ, drs. A.L.L.M. Asselbergs, waren uitgenodigd prof. dr. W.F. Denslagen, prof. dr. ir. F. W. van Voorden, drs. U. Hylkem.a, dr. A.J.C. van Leeuwen en ondergetekende. Wim Denslagen beet de spits af met een zeer eigenzinnig verhaal, getiteld 'Reflecties en confrontaties', over een (denkbeeldig?) gesprek met een oudgediende in het vak van architec tuur en monumentenzorg, die hij voorzichtig heidshalve de heer 'B.' noemde. Met hem nam hij een hele reeks controversiële bouwprojecten door, van een 'machine habité' in een grachten- wand met oude gevels te Delft, via de plannen voor een glazen gevel aan het kasteel Heemstede in Houten, de afgebrande Wijnhuistoren in Zutphen, de nieuwe spits van de kerk van Hulst naar de Wijnhuispanden in Rotterdam. Na de diverse voors en tegens te hebben afge wogen was zijn conclusie: je zou eens beter moeten luisteren naar 'de oude heer B.Hij stond nog in de heel oude traditie van het weer 'heel maken' van het stedelijk weefsel. Daarmee in tegenstelling zag Denslagen de 'modernisten', die volgens hem eigenlijk uit de Romantiek waren voortgekomen. Die had immers de individualiteit van de kunstenaar gepredikt en daarmee de onmogelijkheid geponeerd - of toch tenminste de ongewenstheid - van het herhalen, kopiëren of herscheppen van het werk van vroegere generaties. Denslagens boodschap was dus heel eenvoudig toch nog eens te kijken naar de vóórmodernistische traditie waarin 'de heer B.' stond. Frits van Voorden was al veel concreter met betrekking tot de Valkhofplannen. Hij ging uit van de Nijmeegse situatie waar in de jaren '70 onder zware druk vanuit de bevolking de herbebouwing van de benedenstad plaatsvond binnen de oude structuren. De bebouwing van de benedenstad was in zijn ogen een 'proeftuin' voor toekomstige ontwikkelingen geweest. Daarentegen was het Valkhof juist een onge schonden relict van het vooroorlogse Nijmegen. Het dilemma is nu: laat jet het Valkhof voortbestaan als historisch park of ontwikkel je het als deel van de economische binnenstad? Als voorbeelden van het inblazen van nieuw leven in oude structuren ging hij allereerst in op het Stokstraatkwartier in Maastricht. Hier hoefde geen nieuw stedenbouwkundig ontwerp te worden gemaakt. De geschiedenis had dat al voorgeschreven. Dit in tegenstelling tot latere projecten als het Drinkwaterleidingterrein in Rotterdam, het Céramique-terrein in Maastricht en de 'Kop van Zuid' in Rotterdam, waar het juist ging om het vernieuwen van het concept. Hier kwamen rationele ontwerpen in plaats van de schilderachtige patronen van de geschiedenis. Zijn tussen conclusie was dat er meerdere methoden bestaan om nieuw leven in oude structuren te blazen, maar dat de cultuurhisto rische identiteit van gebouw en locatie almede het programma van eisen in de praktijk maatge vend zijn. Vervolgens ging van Voorden nader in op de planningsgeschiedenis van het Valkhof. Het viel hem op dat men zich bij de herbouwplan nen geheel gericht had op de identiteit van het Valkhof als burcht en vesting; de identiteit als stadspark, historisch plateau binnen het Plan van Uitleg na de sloping van de stadswallen, als gerespecteerd silhouet binnen het Rijkswegenplan (in verband met de situering van de Waalbrug in 1936) en tenslotte als redengeving bij de aanwijzing van de beneden stad als beschermd stadsgezicht worden geheel genegeerd. Daarom zou men bij een nieuwe ontwerptaak op de eerste plaats moeten kijken naar de landschappelijke en ruimtelijke karak teristieken van het monument. Aan de hand van een tweetal detailstudies (Maastricht, Jekerdal en kasteeltuin Neercanne) maakte Van Voorden duidelijk hoe de cultuur historische hoofdstructuur versterkt kan worden indien men uitgaat van het precies 'lezen' van de kwaliteit van het maaiveld. Zijn slotconclusie was dan ook dat ervoor het Valkhof een cultuurwaardenkaart gemaakt zou moeten worden, een plattegrond van alle mate riële en ruimtelijke aspecten met betrekking tot archeologie, bouw- en vestinghistorie en het stedenbouwkundig en landschappelijk ontwer pen. Pas op grond daarvan zou een programma van eisen kunnen worden geformuleerd. Het middagprogramma was tenslotte geheel aan de herbouwplannen gewijd. Ubbo Hylkema hield een vlammend pleidooi voor herbouw, terwijl Wies van Leeuwen in een lezing vol voorbeelden naging of de herbouw plannen die in het het verleden op andere plaat sen zijn uitgevoerd nu wel van toepassing zijn op het geval 'het Valkhof. Ondergetekend zette alle argumenten waarom een betrouwbare reconstructie onmogelijk en onwenselijk is op een rijtje en knoopte er tegelijk een voorstel voor de toekomst aan vast: reconstrueer het park in romantische landschapsstijl zoveel mogelijk in de oude geest en maak er een museumtuin van. De dag werd afgesloten met de presentatie van het nieuwste dubbelnummer van het Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, dat geheel gewijd is aan het Valkhof. Tot slot toog iedereeen naar het Nijmeegs Museum 'Commanderie van Sint-Jan' waar op instigatie van de RDMZ onder naam 'Vervallen verle den' een tentoonstelling was ingericht over ruïnes in de teken- en schilderkunst, de tentoonstelling, die nog te zien is tot en met 2 november 1997, gaat vergezeld van een fraai boekwerk over ruïnes onder redactie van drs. A.G. Schulte, dat binnenkort verschijnt.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1997 | | pagina 30