Nederlandse monumentenzorg
trekt de wereld in
Bert Franssen
Overheid krijgt belangstelling voor Nederlands cultureel erfgoed
in het buitenland
Een bedreigd 'Nederlands' monument in Suriname of Indonesië,
hoeveel mensen in Nederland maakten zich er vroeger druk om?
Ons cultureel erfgoed in het buitenland mocht zich tot voor kort
ook niet echt onderwerp van Nederlands beleid noemen. Geld
ervoor was er al helemaal niet. Maar dat is veranderd. Twee
brieven van staatssecretarissen aan de Tweede Kamer gaan zelfs
expliciet over intensivering van buitenlands cultuurbeleid en over
het Nederlands cultureel erfgoed in het buitenland. Er komen
miljoenen hiervoor beschikbaar. Een hele beleidsomslag. Bijproduct
van het poldermodel?
oktober 1997
Heemschut
25
Pastorie (1725) te Pulicat waarvoor plannen zijn er een guesthouse in te huisvesten.
Laatste ontwikkeling: er komt over het buiten
lands cultuurbeleid een kamerdebat met minis
ter Pronken de staatssecretarissen Nuis en
Patijn. En dat is volgens Frits van Duim van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg een
absoluut unicum.
In de monumentenzorg waren er steeds wel
mensen die zich met het Nederlands cultureel
erfgoed in het buitenland bezighielden, ook
voor de oorlog al. Maar het was mondjesmaat
en het was een wat zonderlinge, sjieke 'hobby'.
Ook tal van beroepsmonumentenzorgers
liepen onbekommerd aan gebouwd erfgoed in
het buitenland met een historie van hier tot
ginder voorbij: zij hadden met de restauratie
van molen X of gemaal Y wel wat anders aan
hun hoofd. Met prof. Coen Temminck Groll, die
na de oorlog de grote man van de internatio
nale monumentenzorg werd, veranderde het
klimaat echter en kreeg de belangstelling voor
het buitenland ook een andere inhoud.
Frits van Duim, (onder meer) beleidsadviseur
internationale monumentenzorg van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg: 'Vóór
zijn tijd gaat het bij de internationale monu
mentenzorg toch meer om monumenten zoals
de Borubudur en de kratons van Yogjakarta en
Solo. Nederland had cultureel erfgoed in het
buitenland, dat vond men aardig, maar wij
hadden er eigenlijk niets mee te maken en voor
die andere landen was dat erfgoed ook een
vreemde eend in de bijt. Temminck Groll wist
echter geleidelijk belangstelling ervoor te
wekken, óók in die landen zelf. Ik denk dan in
de eerste plaats aan een land als Sri Lanka. Dat
beschouwt de bouwwerken en infrastructuur
uit de tijd van de VOC als een deel van zijn
eigen erfenis, zij het een erfenis die het deelt
met een ander land. In Sri Lanka spreekt men
ook van gebouwd verleden met een gezamenlijk
voorouderschap. Geen uitsluitend Nederlands
erfgoed, maar ook invloeden bevattend van de
Singalezen. Dezelfde ontwikkeling vindt ook
plaats in andere landen. In India en Suriname,
de Antillen, en voormalig Brits Guyana. Eind
jaren '80 spreekt dan de voormalige minister
van cultuur en onderwijs van Indonesië,
dr. Fuad Hassan, over de zogenaamde mutual
hertitage. Het gemeenschappelijke erfgoed. Dat
sloeg bijvoorbeeld op het presidentiële paleis in
Bogor, dat wordt gezien als door de Nederlanders
daar gebouwd, maar met Indonesische invloe
den en het wordt nu beschouwd als een deel van
de eigen geschiedenis van het land. Je kunt
stellen dat in een heleboel landen de belang
stelling voor hun verleden heel duidelijk
toeneemt. En daarmee ook de belangstelling
voor het gemeenschappelijk verleden.'
Indonesië
Over Indonesië gesproken. Verrassend positief
is Frits van Duim over de belangstelling ter
plaatse voor 'ons' monumentenbestand in dit
land, waar collega's van hem somber gestemd
zijn. 'Uit gesprekken vorig jaar met zeer velen
aldaar blijkt dat er grote belangstelling bestaat
voor de mutual heritage. Oók bij huidige
bestuurders en ambtenaren in Jakarta. Het
uit zich onder meer in restauraties. Het is heel
opmerkelijk hoe goed de Indonesische defensie
Nederlandse forten opknapt. In workshops en
symposia wordt over het gemeenschappelijk
cultureel erfgoed gesproken, met nadruk ook
over bouwwerken en structuren uit de
Nederlandse periode. Eind oktober organiseert