mm
Sftll&I
augustus 1997
Heemschut
5
v. t
•4.1
Springerparkje in landgoed Frankendael, midden in Amsterdam. Foto J. Kamerling.
ren. Landgoederen kunnen in hun voortbe
staan worden bedreigd. De twintigste eeuw laat
dit bijna voortdurend zien. Zich wijzigende
maatschappelijke verhoudingen, vooral sinds
de Eerste Wereldoorlog, zijn hier debet aan.
Bij veel eigenaren verdween de kapitaalkracht.
Verwaarlozing van de landgoederen was -
doorgaans a contrecoeur - het gevolg.
De overheid raakte meer betrokken bij land-
goedbeheer. Zo werden wettelijke maatregelen
genomen om landgoederen voor verval te
behoeden, zoals de nog steeds van kracht zijnde
Natuurschoonwet van 1928.' (Wanneer een
landgoed onder deze wet wordt gebracht, is de
eigenaar onder andere verplicht het voor ten
minste 2 5 jaar in stand te houden. Ook is hij
verplicht tot openstelling van het grootste
gedeelte van het landgoed voor het publiek.
Daar staat tegenover, dat bij vererving het
landgoed in een zeer laag tarief voor successie
rechten valt. Hiermede wordt dan voorkomen
dat erfgenamen het landgoed moeten verkopen
omdat zij anders de successierechten niet
kunnen voldoen.)
De economische depressie van het interbellum
vormde zeker ook geen goede voedingsbodem
voor de continuiteit in het beheer van land
goederen. Een proces van collectivering begon.
Het kwam ook niet meer tot nieuwe land
goederen of tot grootschalige overname van
andere. Aan de basisvoorwaarden werd niet
voldaan en ook de overheid werkte niet (meer)
mee.
Bedrijfsvoering moeilijk
Daarnaast werd sluitende bedrijfsvoering van
landgoederen door particulieren in veel geval
len problematisch tot onmogelijk. De bedrijfs
voering van landgoederen is van oudsher geba
seerd op bos- en landbouw. Sinds enige
decennia vormt de bosbouw vaak geen substan
tiële inkomstenbron meer of is deze niet meer
kostendekkend. Nu verkeert ook de landbouw
in een moeilijke positie - zeker op landgoede
ren: zowel de schaalvergroting binnen de agra
rische sector als de strengere milieueisen
dragen hier wezenlijk aan bij.
Stedelijke landhonger
De landhonger van de stedelijke ontwikkeling
met name na de Tweede Wereldoorlog eiste
(en eist!) verder ook zijn tol. Steeds meer land
goederen kwamen onder de directe invloed van
de steden te liggen, ja zelfs in de stadsranden.
Ontsnapten deze aan bebouwing, dan liepen de
goederen een grote kans door instellingen te
worden opgekocht. Het aanwezige huis verloor
zijn woonfunctie of werd gesloopt of vervan
gen. Als zelfstandig landgoed was het verloren
en ging de eigen identiteit teniet. Dergelijke
voormalige landgoederen leveren overigens
sindsdien een belangrijke bijdrage aan het
plaatselijke stedelijke landschap en de leefbaar
heid van de stad.
De naoorlogse jaren stonden - met name de
jaren '60 en '70 - ook in het teken van demo
cratisering en nivellering. De overgebleven
landgoed- en boseigenaren hadden daarbij de
schijn tegen. Het bezit van een landgoed of een
bos werd door het grote publiek onmiddellijk
vertaald met: puissant rijk. Men diende zich
eigenlijk voor zulk een bezit te schamen. De
ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening - die
onder andere tot uitdrukking komen in de vier
Rijksnota's die hierover de laatste 35 jaar
verschenen - leggen daarnaast namens het
collectief belang een steeds zwaardere claim op
de landgoederen. Men vond het vanzelfspre
kend dat de toegankelijkheid voor een ieder
werd gewaarborgd door zoveel mogelijk land
goederen in (semi)overheidshanden onder te
brengen. En niet alleen wordt het eigen initia
tief tegengewerkt. Landgoed- en boseigenaren
die positieve resultaten boeken, worden vervol
gens door planologische of fiscale maatregelen
bedreigd. Men zou kunnen zeggen dat het
randstedelijk denken over landgoederen en de
onwetendheid over hoe landschap ontstaat en
in stand wordt gehouden, als een loden last
drukt op de landgoederen. Men realiseert zich
niet dat ook een landschap een dynamisch
geheel is.
Kentering
Maar: er is misschien een kentering op gang
gekomen. De enorme bedragen die gemoeid
zijn met het aankopen van landgoederen en het
beheren ervan als natuurterrein stuiten op
weerstand. Hier en daar dringt in een breder
veld de visie door, dat de verscheidenheid aan
landschappelijke waarden binnen landgoederen
aan de individuele eigenaren is te danken. Zelfs
denkt men erover om de aanleg van zoge
naamde Nieuwe Landgoederen te bevorderen
(zie ook art. op pag. 10).
Er werd in een aantal gevallen in de afgelopen
jaren weer volledig voldaan aan de basisvoor
waarden om te komen tot aanleg van landgoe
deren. Een voorbeeld is het bijna seriegewijze
ontstaan van nieuwe landgoederen op
Walcheren in de loop van de jaren '70. Echter:
instandhouding en beheer van bestaande land
goederen blijven vaak problematisch. De
beheerstechnische, bestuurlijke en financiële
problemen zijn vooralsnog niet opgelost en
blijven derhalve landgoederen bedreigen.
Dr irJ.Buis is bosbouwhistoricus en als adjunct
secretaris verbonden aan het Bosschap. Thans
bereidt hij de publicatie voor van een boek over de
geschiedenis van het landgoed Schovenhorst bij
Putten (Gld.).
1 Wanneer een landgoed onder deze wet wordt gebracht, is de eige
naar onder andere verplicht het voor tenminste 2 5 jaar in stand te
houden. Ook is hij verplicht tot openstelling van het grootste gedeelte
van het landgoed voor het publiek. Daar staat tegenover, dat bij verer
ving het landgoed in een zeer laag tarief voor sucessierechtcn valt.
Hiermede wordt dan voorkomen dan erfgenamen het landgoed
moeten verkopen omdat zij anders de succssierechten niet kunnen
voldoen