Waarden van de Alblasserwaard Leo van der Meule In de zuidoosthoek van Zuid-Holland liggen broederlijk naast elkaar de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Beide ontgin- ningsgebieden uit de 11 de en 12de eeuw met elk een geheel eigen karakter. Om deze nog zo opvallend gave, grote landschappelijk eenheden voldoende te kunnen beschermen, zonder ze tot een doods museaal geheel te maken, wordt gewerkt aan een land schapsplan. Heemschut bewaakt daarin het cultuurhistorische element. 14 Heemschut augustus 1997 Het ontstaan Wie door de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden rijdt wordt op verschillende plaatsen verhogin gen in het landschap gewaar. In de Alblasserwaard worden ze donken genoemd, er zijn er enkele tientallen. De donk bij Brandwijk is zo groot en ligt zo hoog dat hij met boerderijen bebouwd werd. De nu onbebouwde Hazendonk was al zo'n 7000 jaar geleden bewoond. Deze natuurlijke ophogingen zijn de oudst nog waarneembare elementen, die naar de ontstaansgeschiedenis verwijzen. De donken ontstonden na de laatste ijstijd ongeveer 10.000 jaar geleden. Door het stijgen van de tempera tuur voerden ook de van de Alpen stromende rivieren enorm veel smeltwater met zand en grind af. Met name het zand waaide op tot rivierduinen, de huidige donken. Er zijn er oorspronkelijk veel meer geweest maar er zijn er ook door latere afzettingen - veenvorming bijvoorbeeld - overwoekerd of juist weer wegge spoeld tijdens een van de vele overstromingen, die deze gebieden tot in onze tijd teisterden. De zeespiegel stijgt, in het westen van Nederland ontstaan de eerste duinen. Deze twee processen maken dat de rivieren langza mer gaan stromen en veelvuldig hun bedding verleggen. Dit heeft een afwisselende lagen- afzetting van rivierklei en veen tot gevolg. Ontginning veen Als rond het jaar 1000 de ontginning op gang komt en in het veen ontwateringsgeulen worden gegraven, komen door het proces van inklinking en bodemdaling de oude rivierbed dingen als verhogingen, stroomruggen in het landschap te liggen. 1 De Brandwijkse Donkgezien vanaf de Grote Achterwaterschap, de nog ongeschonden kant. Dia's Leo van der Meule. De meest in het oog lopende daarvan, de Schoonrewoerdse stroomrug - tientallen kilometers lang en ongeveer honderd meter breed - bood al ruim 2000 jaar voor Christus een eerste woonplaats aan degenen die neers treken in dit moerassige gebied. Er is echter een onderbreking in de bewonings- geschiedenis waarneembaar, zelfs op de Schoonrewoerdse rug is het tussen 1800 voor- en 1000 na Christus niet uit te houden. Ook de oeverwallen vlak naast de grote rivieren worden dan verlaten. In de 11de eeuw keert de mens terug om niet meer weg te gaan. Gewapend met kruiwagen- tjes en schopjes trekken de kolonisten het veen in. Haaks op de hogere ruggen worden sloten gegraven die dieper in het land afwateren op grotere weteringen. In de Alblasserwaard trekt men vanaf de Alblas en de later gegraven Graafstroom het veen in, in de Vijfheerenlanden begint men vanaf de hogere gronden langs de Lek en de Linge. Het land, alhoewel bestaand uit snel inzakkend en oxyderend veen, ligt dan nog boven de zeespiegel. Daalt het tot onder eb-niveau, dan wordt het tijd dijken aan te leggen en met een eerste primitief soort molens, sluisjes en derge lijke bij eb, en de daarmee gepaard gaande lage rivierwaterstand, het overtollige water te lozen. Dit gebeurt na 1200 in toenemende mate. Leenstelsel De hierboven beschreven grote operatie veron derstelt een bepaalde vorm van samenwerking, een zekere maatschappelijke organisatie. Die is in deze tijd ook voorhanden in de vorm van het leenstelsel. In de Alblasserwaard nemen de graven van Holland en hun adellijke zetbazen het voor touw. In de Vijfheerenlanden zijn het edellie den, heren, die de koppen bij elkaar steken. Of het er precies vijf waren....? In vogelvlucht zijn hiermee de drie nu nog afleesbare fasen in de ontwikkeling van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden geschetst. Recente ontwikkelingen De eerste periode na de ontginningen is het gebied voor gemengd bedrijf geschikt. Later, na 1400, wordt steeds meer gekozen voor veeteelt en de bereiding van zuivelproducten. Echter ook hennepteelt en hoogstamboom- gaarden hebben hun invloed op de stoffering en indeling van het landschap. Eendenkooien, knotwilgen, onverharde wegen, eenvoudige houten bruggetjes en duizenden hekken kenmerken het landschap, zoals dat vrijwel ongeschonden tot na de eerste wereldoorlog aanwezig is. Dan echter zet heel langzaam een proces van schaalvergroting en vervlakking in. De laatste hennepakkers zijn dan al enkele tientallen jaren

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1997 | | pagina 16