BESCHERMDE LANDSCHAPSGEZICHTEN Adriaan Haartsen In het najaar van 1997 vindt de parlementaire behandeling plaats van de 'Nieuwe regelen ter bescherming van natuur en land schap', de nieuwe Natuurbeschermingswet. Een belangrijk verschil met de oude wet van 1968 is dat het voorstel voorziet in de mogelijkheid beschermde landschapsgezichten aan te wijzen. Vanaf 1985 is er door particuliere organisaties, zoals de Dr. A.A. Beekmanstichting en het Platform Landschap en Cultuurhistorie voor een dergelijke regeling gepleit, gesteund door adviezen van de Monumentenraad en de Natuurbeschermingsraad. Toch is het nog allerminst zeker dat dit onderdeel van de wet onge schonden zal blijven: zowel in de Tweede Kamer als bij de provin cies, die de landschapsgezichten moeten gaan aanwijzen, heerst twijfel ten aanzien van het nut van dit nieuwe instrument. 8 Heemschut augustus 1997 In 1985 verscheen het rapport 'Oude waarden in een veranderend land' van de Dr. A.A. Beekmanstichting. Dit rapport bevat een analyse van de verschillende instrumenten die kunnen worden toegepast bij de bescherming van cultuurhistorische waarden in het land schap, te weten de archeologische, historisch- bouwkundige en historisch-geografische. Geconstateerd werd, dat de Monumentenwet goede beschermingsmogelijkheden biedt voor archeologische en historisch-bouwkundige waarden, maar dat het wettelijk instrumenta rium tekort schiet bij historisch-geografische waarden, zoals kavelpatronen, ringvaarten, dijkenstelsels, etc. Meeliften Deze waarden konden alleen beschermd worden als zij samen met een archeologisch of bouwkundig monument voorkwamen, bijvoor beeld door een ruime begrenzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht. Dankzij de ruime aandacht die er bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ook aan de historisch- geografische aspecten is besteed, zijn er tal van dergelijke beschermde gezichten aangewezen waarin een behoorlijk oppervlakte in cultuur historisch opzicht waardevol landelijk gebied is opgenomen. Ook met behulp van de Natuur beschermingswet konden gebieden worden beschermd waarin ook historisch-geografische waarden aanwezig waren, maar het voorkomen van natuurwaarden was bepalend voor de vraag of een gebied in aanmerking kwam voor bescherming. In beide gevallen konden de historisch-geografische waarden dus hoogstens 'meeliften', bescherming louter op grond van de waarden zelf was niet mogelijk. De Beekmanstichting pleitte voor uitbreiding van het wettelijk instrumentarium om deze leemte op te heffen, een pleidooi dat later door het Platform Landschap Cultuur, opgericht in 1991, werd overgenomen. Het rapport van de Beekmanstichting is betrok ken bij dé voorbereiding van de nieuwe Monumentenwet, die in 1988 van kracht werd. Gesteld werd dat het onderwerp nadere studie behoefde en dat bij de herziening van de Natuurbeschermingswet moest worden bezien of bescherming van cultuurhistorisch waarde volle landschappen in dat kader mogelijk is. Deze verdeling heeft te maken met het feit dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Welzijn verantwoordelijkheid draagt voor archeologische en bouwkundige monumenten, terwijl het ministerie van Landbouw, Natuur beheer en Visserij verantwoordelijk is voor histo risch-geografische waarden. Deze departemen tale verkaveling is lange tijd een obstakel geweest voor de totstandkoming van een samen hangend beleid inzake de cultuurhistorische waarden van stad en landelijk gebied. De Monumentenwet 1988 schoof de proble matiek dus door naar de (nieuwe) Natuur beschermingswet die nu ter behandeling in het parlement ligt, waarin - zoals gezegd - wel in de aanwijzing van beschermde landschaps gezichten is voorzien. Wat is een beschermd landschapsgezicht? In de memorie van toelichting bij de wet staat: 'onder landschapsgezicht wordt verstaan een samenstel van onbebouwde terreinen of van bebouwde en onbebouwde terreinen, dat vanwege zijn structuren en patronen danwel anderszins vanwege zijn uiterlijke verschij ningsvorm cultuurhistorisch en landschappelijk van algemeen belang is'. Het gaat om gebieden waar de historische beïnvloeding van de mens op het landschap nog herkenbaar aanwezig is. Naar analogie met de Monumentenwet zal een minimum-leeftijd van 50 jaar worden aange houden. De te beschermen landschapsgezich ten moeten karakteristiek zijn voor een bepaalde periode, en in voldoende mate histori sche gaafheid bezitten. Behalve aan gebieden kan ook aan kleinere elementen worden gedacht, zoals kasteelplaatsen en hessenwegen. Gedeputeerde Staten van de provincie wijzen het gebied of het element aan, de gemeenteraad moet de bescherming van het landschaps gezicht in het bestemmingsplan regelen. Voordelen van het nieuwe instrument Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de vaste Commissie voor Landbouw en Natuur beheer werd door de CDA-fractie getwijfeld aan de toegevoegde waarde van het beschermd landschapsgezicht. Zij meende, dat de Wet op de ruimtelijke ordening nu al voldoende beschermingsmogelijkheden biedt. In principe is dit inderdaad het geval: bescher ming kan geregeld worden via het instrumenta rium van de ruimtelijke ordening. De eerste vraag die gesteld kan worden is: waarom gebeurt dit dan zo weinig? De twee vraag is: waarom zijn er voor natuurwaarden, archeologische en historisch-bouwkundige waarden wel sectorins trumenten nodig? Deze waarden zouden net zo goed alleen via de ruimtelijke ordening beschermd kunnen worden. Kennelijk is de

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1997 | | pagina 10