Stad van het verloren verleden
Beknopt overzicht stedelijke ontwikkeling Nijmegen
De namen Ulpia Noviomagus en Numaga herinneren aan een rijk verleden
waarvan in Nijmegen boven het maaiveld weinig bewaard is gebleven. Veel
m.eer wordt het karakter van de stad aan de Waal bepaald door de 19de-
eeuwse ring, de wederopbouw van het centrum en de gesaneerde Benedenstad.
KEES PETERSE
Kronenburgerpark met toren.
Ofschoon het Rijk van Nijmegen al
bewoners heeft gehad vanaf de Nieuwe
Steentijd, laat men de stedelijke
geschiedschrijving van Nijmegen
aanvangen bij de Romeinse overheer
sing.
Ulpia Noviomagus
De Romeinse aanwezigheid in
Nijmegen strekt zich uit over een
periode van vier eeuwen. De eerste
fase (12 voor Chr. tot 70 na Chr.)
stond in het teken van de vestiging en
consolidatie van de Romeinse macht.
In deze periode bevond zich op het
huidige Valkhof de Gallo-Romeinse
nederzetting Oppidum Batavorum,
die bevolkt werd door kolonisten uit
het zuiden. Vanaf de tijd van keizer
Augustus hadden de Romeinen
bovendien een groot legerkamp
op de Hunnerberg.
Na het neerslaan van de Bataafse
Opstand (70 na Chr.) brak er voor de
Romeinen een periode aan van vreed
zame overheersing. In die tijd bevond
zich een kleiner castra op de Hunner-
berg en een Bataafs-Romeinse neder
zetting in het huidige Waterkwartier.
In 104 na Chr. kreeg de burgerlijke
nederzetting het recht om markt te
houden. Vandaar waarschijnlijk de
naam Noviomagus (nieuwe markt).
In de laatste periode van de Romeinse
aanwezigheid (260/270-400 na Chr.)
werd Ulpia Noviomagus in het
Waterkwartier verlaten. De burger
bevolking trok zich ter verdediging
tegen de oprukkende Germanen terug
op en rond de Valkhofheuvel.
Ofschoon opgravingen een steeds
completer beeld geven van de
Romeinse aanwezigheid, is er boven
het maaiveld bitter weinig bewaard
gebleven. Vooral in de 16de en 17de
eeuw zijn de laatste resten tufsteen
verdwenen. Alleen in het wegenpa
troon bestaat een zekere continuïteit.
Palts en burcht
Met de komst van de Germanen
verdween de stedelijke cultuur uit
deze regio. Over de periode tijdens
en na de grote volksverhuizingen is
weinig bekend, al zijn er sporen van
bewoning in de Frankische tijd.
Vanaf het midden van de achtste
eeuw maakt Nijmegen, toen Numaga
geheten, opnieuw deel uit van een groot
Rijk, namelijk dat van Karei de Grote.
Deze liet op de Valkhofheuvel binnen
de omheining van het voormalige
Romeinse castellum een palts bouwen.
Sedert 925 maakt Nijmegen deel
uit van het Duitse Rijk; de Ottoonse
keizer Otto II verbleef meermalen in
de palts van Nijmegen. In 1030 liet
de Salische keizer Koenraad II op het
Valkhof de St. Nicolaaskapel (de zoge
naamde Karolingische kapel) bouwen.
In deze tijd, en vermoedelijk al voor
het jaar 1000, bevond zich westelijk
van de Valkhofheuvel een burgerlijke
nederzetting. Deze kwam evenwel
nauwelijks tot bloei, omdat hiervoor
de economische voorwaarden ontbra
ken. Hierin kwam pas in de 12 de eeuw
verandering toen Nijmegen ten koste
van Tiel een belangrijke positie kreeg
in de overslag van stapelgoederen.
Vanaf 1152 werd de door brand zwaar
beschadigde palts in opdracht van
keizer Frederik Barbarossa omgevormd
tot een reusachtige burcht. Uit deze
tijd stamt ook de burchtkapel, waarvan
de absis nog bewaard is gebleven.
Verplaatsing van het centrum
Toen Nijmegen in 1230 stadsrechten
kreeg, waren de hellingen van de
Benedenstad goeddeels bebouwd.
Het centrum van de toenmalige stad
bevond zich aan de voet van de Grote
straat. De eerste omwalling dateert
van ongeveer 1300 en omvatte heel
globaal het gebied tussen het Valkhof
5