Zeeuwse meekrapstoof wordt
gerestaureerd
Verf in 'industriële boerderij' uit meekrap-kruiden vervaardigd
Afgelopen jaar is de ''meekrapstoof Willem III in het Zeeuwse Noordgouwe
hij Brouwershaven tot Rijksmonument verheven. Bovendien is de stoof in
het kader van het Jaar van het Industrieel Efgoed uitgeroepen totmeest
illustratieve voorbeeld van de agrarisch-industriële nalatenschap in Zeeland\
Nog deze maand plaatst de ANWB een speciaal informatiepaneel bij dit
industrieel monument.
Deze maand begint de restauratie van het opmerkelijke monument.
JAAP KAMERLING
Hoog zadeldak
De langsgevel van het monument is
anderhalve verdieping hoog en heeft
een opvallend hoog zadeldak. Aan
weerszijden staan lage aanbouwen
tegen de gevels. Het interieur hiervan
is deels tot woningen verbouwd. De
meekrapstoof werd in 1863 gebouwd
door een coöperatie van dertien
boeren. In 1897 werd hij verbouwd tot
cichorei-drogerij.Uit de gedroogde
wortels werd namaakkoffie gemaakt.
In 1910 stopte ook deze fabricage.
In 1923 werd een deel van het intrige
rende complex afgebroken, waaronder
de zogeheten koude stoof. Het hoge
deel van de oude meekrapstoof staat
echter nog overeind. Dat was de
dröogtoren, waarin zich de vier latten-
droogzolders bevonden. Ook andere
authentieke elementen als de ovens
zijn nog terug te vinden in het
gebouw.
De meekrapstoof Willem III in het Zeeuwse Noordgouwe bij Brouwershaven met zijn hoge zadeldak,
(foto Pieter Honhoff, Zierikzeë).
Meekrap is een soort overblijvend
kruid van de familie der sterbladigen,
dat voornamelijk werd verbouwd om
de rode kleurstof, die zich in de
wortelstokken bevond. Het werd
onder meer in de wolververijen
gebruikt voor het verven van textiel.
Zeeland was tot ver in de 19de eeuw
wereldberoemd om zijn productie van
meekrap van hoge kwaliteit.
Voor de verwerking van de typisch
Zeeuwse meekrap is in de provincie
Zeeland begin vorige eeuw een groot
aantal meekrapstoven opgericht. De
uitvinding van de synthetische verf in
1868 luidde het einde van de meekrap
cultuur in, die zich daarna overigens
nog een flinke tijd wist te handhaven.
De meekrapstoven, in feite 'indus
triële boerderijen' waren voorzien van
een speciaal verwarmde vloer. In de
meekrapstoof werd de meekrap
gewassen, gedroogd en fijngestampt.
Uit oogpunt van brandveiligheid
waren drie van de vier wanden van de
stookruimte onderin de droogtoren
van de Willen III voorzien van een
brede, zware ijzeren deur. Hiervan
zijn er nog twee over.
In de grote stookruimte bevindt zich
in de oostwand nog het restant van een
stookplaats. Van de vier latten-droog-
zolders in de droogtoren is er nog een
over. Aan de zuidzijde staat nog steeds
de moet, waar de zogenaamde koude
stoof aansloot op de droogtoren. De
koude stoof is in 1923 afgebroken.
Ook het stamphuis, dat aan de koude
stoof was gebouwd, bestaat niet meer.
Restauratie-plan
De huidige eigenaar Hans Kik, die zelf
in dé meekrapstoof woont, wil zowel
het pand als het interieur herstellen en
zoveel mogelijk in de originele staat
terugbrengen. Bij de restauratie zal
ook de schoorsteen worden verlengd,
waardoor deze door het dak heen zal
steken. Nu moet nog bekeken worden
wat financieel haalbaar is. Kik wil van
de meekrapstoof geen permanent
museum maken. Geinteresseeren
kunnen er straks op bepaalde tijden
terecht.
De meekrapcultuur was destijds heel
belangrijk voor Zeeland. Van de 90
geregistreerde stoven in 1820 bevon
den zich er 44 in Zeeland. Van 1820
tot 1840 bedroeg de productie in
Zeeland 3,6 miljoen kilogram per jaar:
zo'n 65 procent van het landelijk
totaal. De uitvinding van de syntheti
sche verf bracht uiteindelijk de zo veel
milieuvriendelijker meekrapcultuur de
genadeklap toe.
29