Bescherming 19de-eeuwse stadsuitleg uitdaging voor Nijmegen f' De 19de-eeuwse stadsuitleg van Nijmegen is zonder meer in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht van nationaal belang te noemen. In de jaren 80 van onze eeuw dreigde dit gebied ten prooi te vallen aan verpaupering. Sindsdien voert de gemeente een beleid ter handhaving en verbetering van zijn kwaliteiten. ï'nvé» VINCENT COLLETTE A'/ IJ K-C-"'..—.. i-.. ".r >vi. Straatwand aan de Oranjesingel te Nijmegen. Foto V. Collette. Om aan de groeiende bouwbehoefte te kunnen voldoen werd tussen 1880 en 1910 na het slechten van de stads wallen het bouwoppervlak van Nijmegen 21/2 maal zo groot gemaakt. De ruggegraat van die uitbreiding vormde het singelplan van architect L.A. Brouwer uit 1878 op het geëgali seerde bolwerkenterrein. Brouwers' plan bestond uit de aanleg van het Keizer Karelplein als centraal punt waarop zes wegen zouden uitkomen. Hij ontwierp brede singels, zoals de Oranjesingel, de Canisiussingel en de Van SchaeckMathonsingel. Tuin architect P.L. Rosseels uit Leuven nam tussen 1880 en 1885 de aanlegvanhet Hunnerpark en het Kronenburgerpark als afsluiting van het singelgebied ter hand. Diverse groenstroken zouden voor een decoratief effect gaan zorgen. Tevens vond bebouwing plaats van de voor Nijmegen zo markante straat- wanden, bestaande uit villa's en heren huizen langs de singels en uitvalswegen, en kleinere huizen voor de minder welgestelden en arbeiders daartussen. De panden werden aan de voorzijde voorzien van tuinen en hekwerken. Behalve L.A. Brouwer zorgden ook andere architecten, zoals J.J. Weve, G. Busken, W.J. Maurits'en N. Molenaar, voor een fraai aanzien van gevels in de stijl van het eclecticisme, de neore- naissance en de Jugendstil. De kracht van de 19de-eeuwse uitleg schuilt in de harmonieuze verwevenheid van stedenbouw en architectuur. Beschermd stadsbeeld Bovengenoemde architecten zullen wel niet hebben kunnen bevroeden, dat hun creaties ooit nog monument zouden worden. In april 1990 besloot de gemeenteraad namelijk de 19de- eeuwse 'schil' aan te wijzen als Beschermd Stadsbeeld om het toen aanwezige tij van verpaupering te kunnen keren. Daaraan ging in 1985 een onderzoek naar een doelmatiger beheer met beperkte financiële middelen vooraf. 'Voor het begrip stadsbeeld is bewust gekozen om verwarring te kunnen voorkomen met de in de Monumentenwet 1988 voor komende term stadsgezicht, die in het geval van Nijmegen betrekking heeft op het gebied van de binnenstad langs de Waal', aldus mevrouw M. Verstappen, medewerker bij de gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting Milieu, Sectie Monumenten. B en W verstaat onder het begrip stadsbeeld 'een waar devolle verschijningsvorm van een gebied, in zijn stedenbouwkundige en architectonische samenhang, zoals deze wordt gevormd door groepen van zaken (als bomen, boomgroepen, tuinen, plantsoenen, parken, singels, wegen, straten, pleinen, bruggen, grachten, vaarten, sloten, en andere waterwerken), die met één of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens schoonheid of het eigen karakter van het geheel.' Verstappen: 'In de Atlas van het Beschermd Stadsbeeld 19de eeuwse stadsuitleg vindt men de precieze begrenzing alsmede een kenmerkende beschrijving van het beschermde gebied, verlucht met afbeeldingen. 24

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1997 | | pagina 24