Historie zal Heemschut gelijk geven
De Amsterdamse historicus dr.Richter Roegholt kreeg op 7 september in de
Grote Kerk van Woudrichem de Heemschut Persprijs uitgereikt door
staatssecretaris Aad Nuis. Hieronder het dankwoord van Roegholt.
RICHTER ROEGHOLT
Laureaat Richter F. Roegholt (tweede van rechts op voorgrond) in de Grote Kerk van Woudrichem met zijn
echtgenote (derde van rechts.
Voor u staat een geschiedschrijver, die
een Heemschutprijs heeft gekregen.
Steekt er een paradox in deze combi
natie? Er bestaat inderdaad een tegen
stelling tussen de bezigheden van de
historicus en die van de Bond
Heemschut. Heel extreem gezegd is
het zo, dat het thema van de geschied
schrijver het proces van verandering
is, terwijl een Heemschutter zich juist
concentreert op het tegenhouden van
de verandering.
Toch ligt in deze formulering meteen
het raakvlak van beide benaderingen
besloten. De historicus dient immers
evenals Heemschut het uitgangspunt
te kennen, de situatie waarin zijn
onderwerp zich in het verleden
bevond. Als hij zich verwant voelt aan
de Heemschutgedachte, zal hij oog
hebben voor de elementen van behoud
van het verleden die in elk verande
ringsproces vervat zijn, en ook in het
heden zijn voorkeur voor zulk een
behoud doen gelden. Van zijn kant
kan ook de fervente Heemschutter
niet blind zijn voor de onvermijdelijk
heid van historische veranderingen.
Zo kan de schrijver van Amsterdam na
1900 zonder moeite redacteur zijn van
het blad van de Vereniging van
Vrienden van de Amsterdamse
Binnenstad, en zo kan de historicus
zonder al te veel frictie te voelen, met
volle overtuiging een prijs van de
Bond Heemschut aanvaarden.
De Gouden Eeuw
Met onze waardering voor het proces
van verandering is het vreemd gesteld.
Eeuwenlang, ja in vrijwel alle oude
culturen, was onze toekomst slechter
dan ons verleden. De Aurea aetas, de
Gouden Eeuw, lag ver achter ons. In
die gulden dageraad der mensheid
wandelden de goden nog op aarde
temidden van de mensen, die als echte
godenkinderen zonder zorgen leefden
in een paradijselijke natuur. Zo bleef
het echter niet. Er sloop bederf binnen
in het menselijk bestel in de vorm van
nieuwsgierigheid, ambitie, jaloezie,
hybris die de goden tartte, kortom
alles wat wij typisch menselijk
noemen. Het ging gestaag bergaf met
de mensheid.
Degeneratie en neergang waren van
nature gegeven en niet tegen te
houden. Vergilius geloofde dat de
mensen vroeger groot waren geweest
en tegen het einde der tijden steeds
kleiner zouden worden. Een ver nage
slacht zou eens op de beroemde slag
velden van Vergilius' tijd de beende
ren opgraven van wezens die zij voor
reuzen zouden houden. Zo klein, zo
gedegenereerd zou ons verre nage
slacht zijn!
Uiteindelijk zouden we met ons allen
ten onder gaan in een wereldbrand,
waaruit de Gouden Eeuw als een
Phoenix zou herrijzen om een nieuwe
cyclus van bloei en ondergang te
beginnen. De Stoa, de geesteshouding
die het Romeinse Rijk beheerste vlak
voor de komst van het Christendom,
had deze cyclische kosmologie, die bij
de volkeren der Oudheid wijd verbreid
was, in haar bonte leer gecanoniseerd.
De diep gewortelde overtuiging dat
het verleden beter was dan het heden,
was gunstig voor de monumenten
zorg. Door een beeld van Phidias te
laten kopiëren als sieraad van je tuin,
door Griekse tempels op Sicilië en in
Zuid-Italië te onderhouden en na te
bouwen; of door prachtige poëzie te
schrijven maakte een Romein zich
verdienstelijk voor zijn vaderstad, en
daarmee vergaarde hij roem. Mijn
roem, zegt Horatius, is hoger dan de
pyramiden, en zij zal de eindeloze
reeks van jaren - annorum series et
temporum - en de vlucht der tijden
overleven. Het monument - duurza
mer dan brons en hoger dan de pyra
miden - dat Horatius heeft opgericht
is zijn prestatie het Griekse vers te
hebben overgebracht in het Latijn.
In feite zijn hier twee monumenten
opgericht: hij heeft bewust gewild dat
het Griekse erfgoed behouden bleef;
en hij heeft door dit te doen zijn eigen
monument in de Latijnse taal geboet
seerd. Horatius meent, dat zijn roem
zal leven zo lang de priester samen
met de zwijgende maagd het Capitool
zal bestijgen: dum Capitolimn/scandet
cum tacita virginepontifex. Horatius'
roem is niet alleen zijn eigen onsterfe
lijkheid, zij belichaamt de gehele
toekomst van zijn volk. De monumen
ten die de mens opricht, streven naar
de eeuwigheid; de mens wil er de
toekomst mee in zijn macht krijgen.
Of het nu de rotstekeningen van de
verre prehistorie zijn, de graven als
woonplaats voor de doden, eveneens
uit de prehistorie; de beelden en
gebouwen van de geboekstaafde
geschiedenis, of daarnaast de religi
euze bezweringsformules, de gebeden,
de naamlijsten en geslachtsregisters,
de heilige boeken en heldendichten:
de mens wil zijn eigen duurzaamheid
in die van zijn volk bevestigen.
Vooruitgangsgeloof
De tijd dat wij als Westeuropese
mensheid het geloof aan een gouden
eeuw in het verre verleden vervingen
door het geloof in de vooruitgang naar
een gouden toekomst, is pas driehon
derd of driehonderdvijftig jaar geleden
begonnen. De bloei van de natuurwe
tenschappen in de 17de eeuw maakte
ons overmoedig en schiep het vooruit
gangsgeloof van de Verlichting in de
18de eeuw. Sapere aude, durf te weten,
was het motto waarin Kant de
Aufkldrung samenvatte. De hybris, die
zowel de grote zonden van het Oude
Testament als die van de Grieken
omvat: weetgierigheid en de ambitie
de goden te evenaren, was niet meer
zondig, maar was het symbool gewor
den van onze grootheid. Wij zouden
het heelal doorvorsen. De gouden
eeuw lag nu voor ons, binnen handbe
reik, in de toekomst die door onze
31