Een jaartal
Schulden
Blauwe ogen
Bouwgeschiedenis
Hofgedicht
Weggeverfd
Het komt niet vaak voor dat oude
behangselschilderingen nog op de
oorspronkelijke plaats worden aange
troffen, en ook is het plezierig dat we
nu ook weten wie de schilder is, vooral
omdat van diens werk zo weinig
bekend is. Het plezier van deze zeker
heid wordt echter wel een beetje
bedorven omdat de oplossing van dit
raadsel weer andere vermeende zeker
heden op losse schroeven zet.
Wat we nog niet hebben verteld, is
namelijk dat onder de handtekening
ook een jaartal zichtbaar was, waarvan
echter het derde cijfer is weggevallen.
Er staat 17 ?6. Maar welk decennium
moet nu worden ingevuld?
In 1746 was Groeneveld bewoond
door Pieter Hasselaer, een Amsterdamse
regentenzoon, die het buitengoed
geërfd had van zijn vader Comelis die
Directeur-Generaal was geweest in
Indië. Pieter was er in 1737 gaan
wonen met zijn eerste vrouw,
Clara Wendela Sautijn.
In 1756 was het kasteel juist eigendom
geworden van de rijke vrijgezel Jan
Lucas van der Dussen die in februari
1763 zou trouwen met de schone
Johanna Maria Chalon en er in 17 66
dus samen met haar woonde.
In 1776 ten slotte vinden we er zowaar
dezelfde Hasselaer weer terug. Nu
met zijn derde vrouw Laurentia Clara
van Haeften.
Al deze vrouwen waren jong en mooi,
de leeftijd van de afgebeelde man is
moeilijk te schatten. Wie zijn er nu
eigenlijk afgebeeld?
De tot dusver gangbare gedachte is
dat we te maken hebben met het jonge
echtpaar Hasselaer-Sautijn. Hasselaer
maakte zoveel schulden dat hij in 1755
zelfs gedwongen zag een pas verworven
zetel in de vroedschap van Amsterdam
prijs te geven en Groeneveld aan Van
der Dussen te verkopen teneinde net
als zijn vader in Indië een nieuw
fortuin op te bouwen. Een tragische
bijzonderheid was daarbij dat zijn
vrouw vlak voor hun vertrek in het
kraambed van het zevende kind over
leed, zodat Hasselaer alleen naar Indië
moest vertrekken.
De gang van zaken die de bezoekers
van Groeneveld tot dusver te horen
kregen en die ook door Thera Coppens
in haar boeiende historische roman
'Baarnse Lusthoven en hun bewoners'
wordt gevolgd, is dat deze schulden
vooral waren veroorzaakt doordat
Hasselaer het aanvankelijk vierkante
middengebouw van Groeneveld (het
'corps de logis') aan twee zijden heeft
laten verbreden, terwijl Van der
Dussen de uitbreiding slechts heeft
afgemaakt. Deze theorie werd gesteund
door het feit dat het gebouw op de
achtergrond van Lapis' mansportret
deze uitbouw nog niet schijnt te bezit
ten.
Maar wat blijkt? De toen 2 3 jaar oude
schilder Lapis was in deze tijd nog niet
in Nederland gesignaleerd, en 1746
valt dus af. Dit kan trouwens wel
kloppen met een probleem dat zich
al eerder had aangediend. Er bevindt
zich namelijk in het Rijksmuseum een
familieportret van de Hasselaers waarop
Clara Wendela is afgebeld met grijs
blauwe ogen. De ogen van de vrouw
die Lapis schilderde zijn donkerbruin.
Als dus inderdaad Hasselaer is afge
beeld, zou het dus zijn derde vrouw
Clara Laurentia moeten zijn die in
1776 met hem in Groeneveld woonde
en inderdaad is er wel gelijkenis met
een portret, dat de beroemde schilder
Bolomey omstreeks dezelfde tijd van
haar heeft gemaakt. Waarom bij de
man het huis echter geen uitbouw
heeft, blijft echter, al is de achtergrond
dan ook nogal onduidelijk en slordig
geschilderd, ook nu nog een onopge
lost mysterie.
Maar 1766 dan? Volgens de kunsthis
torici mag alleen een gelijkenis van
enkele portretten niet gelden als een
hard bewijs en dus mogen we Van der
Dussen en zijn jonge bruid die er toen
resideerden niet zonder meer verge
ten. Dit geldt temeer daar de uitmon
stering van de trotse landheer hierop
zou kunnen wijzen. Helaas zijn er van
geen van beiden portretten bekend.
Daar wordt nu nog ijverig naar
gezocht, want dan pas is er echte
zekerheid.
Er is ten slotte nog een ander
probleem, dat is gaan knagen aan onze
geromantiseerde visie op de bouwge
schiedenis van Groeneveld.
Was het inderdaad wel Hasselaer die
de opdracht voor de verbreding van
het aanvankelijk vierkante gebouw
met de beide halfronde gedeelten
heeft gegeven? Zou het bijvoorbeeld
Van der Dussen kunnen zijn geweest?
In dat geval is het verhaal dat deze
verbouwing het vertrek van Hasselaer
naar Indië heeft veroorzaakt, niet
terecht. Uit de inscripties die een
stucadoor en een schilder bij het
beëindigen van de verbouwing in de
beide uitbouwsels hebben achtergela
ten blijkt dat ze pas in 1759 hun werk
zaamheden hebben afgesloten en Van
der Dussen was toen dus al enkele
jaren eigenaar.
Daar komt nog bij dat een belangrijk
argument dat we telkens weer tegen
komen waarschijnlijk niet kan opgaan.
Als bewijs dat de ingrijpende verbou
wing bij het vertrek van Hasselaer al
nagenoeg voltooid was, wordt meestal
verwezen naar een strofe uit een hoog
dravend zogenoemd hofgedicht dat
Jan de Marre in 1746 heeft gemaakt.
Daarin wordt gewag gemaakt van 'het
vorstelijk lustgebouw dat zijn vleugels
spreid van één'. Ook wordt wel verwe
zen naar de tekst van de advertentie
waarmee Hasselaer in 17 5 5 het huis te
koop aanbood alvorens naar Indië te
vertrekken. Hierin is sprake van: 'de
superbe en zeer moderne nieuwe
Heeren Huisinge en Vleugels tot
stalle voor 17 Paarden enz'.
In het artikel van Jelle Otter is deze
advertentie ook geciteerd, maar merk
waardig genoeg is in deze tekst het
woordje 'tot' ten onrechte vervangen
door 'en de'. Overigens oppert ook
Otter al het vermoeden dat hier
misschien iets anders is bedoeld dan
de verbrede aanbouw aan de beide
kanten van het hoofdgebouw, en
hij wijst erop dat in de notariële acte,
waarbij Hasselaer later het landgoed
weer terugkoopt van de erven van Van
der Dussen, niet meer sprake is van
vleugels, maar van 'een prachtige
voorgevel, cirkelgewijs gebouwd'.
Groeneveld is temidden van de andere
grootse buitenhuizen uit die tijd, die
door halfronde muren of met kolona-
des met hun bouwhuizen verbonden
zijn, uniek door de manier waarop het
aanvankelijk rechthoekige hoofdge
bouw door de aanbouw van twee even
hoge halfronde zijkanten een zo
indrukwekkend aanzienheeft gekre
gen. Dat de beide bouwhuizen van
Groeneveld aanvankelijk als vleugels
werden aangeduid, is overigens geen
wonder want met hun balustrades en
pilasters zijn ze wel bijzonder kostbaar
uitgevoerd.
Als een extra merkwaardigheid van de
gevonden schilderingen moet tot slot
nog genoemd worden het feit dat
zowel de herderin als de landheer door
een latere bewoner nog eens opnieuw
zijn overgeschilderd respectievelijk
met een eenvoudig boerenmeisje en
een jagersman. Bij de restauratie heeft
men het meisje gedeeltelijk onaange
roerd gelaten. Wie echter wie heeft
laten oververven is tot dusver onbe
kend.
Opmerkelijk is ook de mooie koperen
halsband van de hond, die er op wijst
dat zijn baas de jachtrechten be.zat. Er
staan letters op, maar wat die precies
betekenen, is weer een nieuw raadsel.
In elk geval is het plezierig dat de
schepper van deze unieke wandschil
deringen nu eindelijk bekend is, maar
het blijkt wél dat deze nieuwe zeker
heid ons weer voor heel wat nieuwe
vragen stelt.
Was het knipoogje van Vrouwe
Fortuna bij de ontdekking van de
onverwachte vondst nu eigenlijk wel
vriendelijk bedoeld? Of heeft ze ons
een beetje in de maling willen nemen?
Ir. M. G. Wagenaar Hummelinck is oud
medewerker van Staatsbosbeheer en oud
voorzitter van het Wereld Natuurfonds