Het spreukdicht met de negen ondeugden Middeleeuwse vondst nu in Gemeentearchief van Deventer te bewonderen JOHANNAVAN DER WERFF Wat is de meest geëigende bewaarplaats voor een in Deventer aangetroffen Middelnederlandse rijmspreuk? Het Deventer gemeentearchief, zo moet Janleo van de baar, werkzaam op de afdeling Monumentenzorg van de gemeente én vinder van de rijmspreuk, hebben geoordeeld. En inderdaad is de spreuk daar na enige omzwervingen in al haar glorie te bewonderen. (Foto spreuk van Gem.Archiefdienst, Deventer). Papieren letters op balk In woning van schepen 39 Het bijzondere aan de wijze van tentoonstellen is dat de spreuk nog steeds aan het oorspronkelijke schrijf- vlak is bevestigd: een bijna zeseneen half meter lange balk die naar alle waarschijnlijkheid dateert uit de 15 de eeuw. Het is een bloedhete zomermiddag als Van de Laar mij ter plaatse het verhaal achter de vondst vertelt, die in velerlei opzichten een bijzondere ontdekking is gebleken. Van de Laar: 'In wezen was het een pure toevalligheid. In het jaar 1992 heeft het 16de eeuwse rijks monument Brinknr 52/ 53-59 een ingrijpende restauratie ondergaan in verband met de verbouwing van het pand tot restaurant. Toen ik bij gele genheid aanwezig was om het pand te bekijken, viel mijn oog op een typische kleurafwijking op een van de zoge naamde moerbalken. Aanvankelijk dacht ik dat het afbladderende verf was. Bij nadere beschouwing bleken het gotische letters van geschept papier te zijn, die op de balk waren geplakt. Het bleek op dat moment onmogelijk om de tekst te ontcijferen'. De vondst van de moerbalk (voluit: moederbalk), een zware balk die drager is van kleinere (kinder)balken waarop de vloer van de verdieping rust, blijkt een zeldzame. Geen andere voorbeeld van een dergelijke, met papieren letters beplakte balk is bekend. De oorspronkelijk witte letters zijn door bewoners meerdere keren overgeverfd, zodat ze alleen nog bij strijklicht te onderscheiden zijn. En omdat ook het lettertype zelf moeilijk te plaatsen blijkt, is specifieke deskundigheid vereist. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg geeft opdracht tot het verrichten van uitvoerig onderzoek. De balk wordt van zijn plaats gelicht en verplaatst naar de Lebuïnuskerk. Daar ontfermt restaurateur W. Haakma Wagenaar zich erover. Van de Laar: 'Het onderzoek heeft inmiddels allerlei interessante gege vens boven tafel gebracht. De letters vormen, in het Middelnederlands, een spreukachtig gedicht met een stichte lijke inhoud. Er wordt een negental ondeugden of misstanden beschreven. Het spreukdicht blijkt wortels te hebben in de Middeleeuwse preek- traditie. Gezien de schrijfwijze van bepaalde woorden, gaat het daarbij zelfs om een Oost-Nederlands dialect'. Ook geeft de moraliserende inhoud van het spreukdicht reden tot nadere vragen en gedachten. Want wat doet een dergelijke spreuk in een particu lier huis, onzichtbaar voor wie het bedoeld is? Van de Laar: 'Het is zeer de vraag of het pand altijd een strikt particuliere functie heeft gehad. Er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat het huis deels een publieke functie had. Uit archiefonderzoek blijkt dat het pand in het midden van de 15de eeuw eigendom is geweest van een zekere Herman Hofstede. Deze Hofstede was schepen, ofwel bestuurder. De ruimte waarin we de balk aantroffen, heette indertijd "zaal" en heeft mogelijk als winkel- of handelsruimte gediend. De rijkelieden van de besturende klassen kwamen in die tijd vaak uit de kooplie denklasse. Aannemelijk is dat de zaal een zekere openbare functie had.' Ook is gestudeerd op het aangetroffen lettertype. De in papier aangebrachte, gotische letters blijken niet verwant aan bestaande druklettertypen uit die tijd. Vrijwel zeker is dat de letters gebaseerd zijn op een gehanteerd boekhandschrift van rond 1600.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1995 | | pagina 39