Leidse vrijwilligers selecteren industriële
monumenten
1996 wordt het jaar van het Industrieel Erfgoed. Vooral plaatselijke
initiatieven moeten dat jaar inhoud gaan gevenwant de overheid trekt haar
handen steeds meer van monumentenzorg af. Een uniek voorbeeld van zo 'n
plaatselijk initiatief is de zogenoemde taakgroep selectiedie binnen de
Stichting Industrieel Erfgoed Leiden (STIEL) actiefis.
ERICJAN WETERINGS
De uit (kunst-) historici, architecten
en andere deskundigen samengestelde
groep vrijwilligers onderzoekt of
panden die een belangrijke rol spelen
in de geschiedenis van de Leidse
industrie en nijverheid het waard zijn
op de gemeentelijke monumentenlijst
te komen. Als dat het geval is worden
deze voorgedragen bij de gemeente
lijke monumentencommissie. In de
afgelopen jaren wist de taakgroep zo al
verschillende monumenten van bedrijf
en techniek te beschermen.
De enige jaren geleden opgerichte
taakgroep inventariseerde zo'n 1200
'objecten', waaruit een eerste urgen-
tielijst van enkele tientallen panden
werd samengesteld. De gemeentelijke
monumentencommissie (GMC) had
daar tot een paar jaar geleden weinig
oog voor. 'Ze keken vooral naar
pandjes die er leuk uitzagen,' herin
nert taakgroepvoorzitter Marja Kroef
zich. 'Wij hebben geprobeerd duide
lijk te maken dat een monument ook
iets anders kan zijn dan een fraaie
trap- of klokgevel en dat is ons aardig
gelukt.'De afgelopen jaren heeft de
GMC bijna alle voordrachten van de
taakgroep overgenomen. De plaatsing
door B en W op de gemeentelijke
Pand aan Hogewoerd 115, door STIEL geselecteerd, (foto's N.J.ESavelaar)
monumentenlijst is daarna nog maar
een formaliteit.
Hoewel de relatie met de GMC
aanvankelijk wat stroef verliep, is er
de laatste tijd sprake van goede samen
werking. Commissievoorzitter
P.Olivier zei recentelijk op een bijeen
komstvan de historische Vereniging
Oud Leiden dat 'de taakgroep goed
werk verricht. Aanvankelijk hadden
wij weinig oog voor industriële monu
menten, maar dat is onder invloed van
Stiel veranderd. Zoiets heeft natuur
lijk wel enige tijd nodig.'
Werkwijze
De werkwijze van de taakgroep is
tweeledig. Er wordt zowel historisch
als bouwkundig onderzoek gedaan.
Dat laatste beperkt zich in de praktijk
tot het beschrijven van een pand.
Meestal gebeurt dat door architecten
die deel uitmaken van de taakgroep,
zoals Reinier Verbeek'Onze werkwijze
is vrij simpel,' verklaart hij. 'Je gaat
naar een pand of een fabriek toe, je
kijkt hoe het is gebouwd en je noteert
welke bouwkundige elementen van
belang zijn. Voor inpandig onderzoek
is medewerking van de eigenaar nodig.
Dat lukt meestal wel als je ze vertelt
dat subsidie beschikbaar kan komen
als hun pand tot monument wordt
verklaard. Het komt echter ook
voor dat eigenaren geen prijs stellen
op pottekijkers en dan blijft de
beschrijving beperkt tot de buiten
kant.'
Het historisch onderzoek wordt
vooral gedaan door (kunst-) historici,
die proberen de bewoningsgeschiede-
nis van een pand in kaart te brengen.
Daartoe onderzoeken zij verschillende
bronnen, zoals adresboeken en
hinderwetvergunningen in het
gemeentearchief en het handels
register. 'Die bronnen zijn vaak heel
beperkt,' constateert onderzoeker
Walter Salzmann. 'Het historisch besef
van mensen blijkt vaak minimaal. Zo
zijn bedrijfsarchieven vaak zonder
nadenken weggegooid, terwijl het
handelsregister regelmatig maar heel
summiere informatie verschaft. Daar
komt bij dat gegevens over verbou
wingen en dergelijke vaak niet zijn
terug te vinden in het Leidse gemeen
tearchief, omdat een groot deel
daarvan verloren ging bij de stad
huisbrand van 1929.'
Dat archiefonderzoek is vaak tijdro
vend, terwijl de uiteindelijke rappor
tage slechts twee pagina's in beslag
mag nemen. 'We zijn tenslotte geen
onderzoeksclub,' verklaart Kroef. 'We
34