drie provincies steunpunten
monumentenzorg van start
Van experiment profiteren vooral kleine gemeenten
In drie provincies is een begin gemaakt met het opzetten van experimentele
steunpunten voorde monumentenzorg, een initiatief waarbij Heemschut
nauw is betrokken.
Voor die steunpunten komen geen nieuwe kantoren met functionarissen. Het
gaat namelijk om samenwerkingsverbanden tussen de belangrijkste al actieve
partijen in de monumentenzorgde gemeenten, de provincie, het particulier
initiatief en de rijksoverheid, waaronder de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg.
JAAP KAMERLING
Deel van kazerne complex in Coevorden (foto Het Oversticht).
De taak van de steunpunten is het
overleg tussen die partijen te stimule
ren en vorm te geven en onderlinge
afstemming te bereiken. De steunpun
ten gaan de kwaliteit van monumen
tenbeleid en uitvoering verbeteren
door steun en hulp te bieden waar dat
nodig is en door kennis en informatie
te verstrekken.
Natuurlijk zal het werkterrein zich
niet beperken tot monumentenzorg
in de engere betekenis van het woord.
Het is juist de bedoeling meer dan tot
nu toe monumentenzorg, archeologie
en historische geografie in samenhang
met elkaar te bezien.
Vooral kleinere gemeenten in de
'experimentele' provincies Drenthe,
Gelderland en Noord-Brabant zullen
kunnen profiteren van het experiment.
Gemeenten houden zich als gevolg
van de decentralisatie van de monu
mentenzorg steeds meer bezig met
monumenten. Zo stellen zij naast de
Rijkslijst voor beschermde monumen
ten nu zelf ook een gemeentelijke lijst
op. Ze hebben voor dat soort werk
echter vaak onvoldoende deskundig
heid in huis en kunnen nu dus een
beroep doen op zo'n steunpunt.
De steunpunten zullen ook als vraag
baak gaan fungeren, kennis gaan
uitwisselen en beleid op elkaar afstem
men.
Effectiviteit
Landelijke, provinciale en lokale over
heden en particuliere instanties voeren
in ons land alle vanuit hun eigen rol
taken uit in de monumentenzorg maar
hebben op het decentrale niveau
rechtstreeks met elkaar te maken. Ze
horen elkaar aan te vullen maar in de
praktijk pakt dat vaak anders uit. Door
gebrek aan samenwerking kunnen de
activiteiten van de ene juist vertragend
werken op het functioneren van de
andere overheid, wat de effectiviteit
van de monumentenzorg niet ten goede
komt. Door nu op bovenlocaal niveau
gestructureerd met elkaar samen te
werken kan elke partij zijn werk beter
uitvoeren en daarvan profiteert niet
alleen het monument maar ook de
monumenteneigenaar.
Bundeling biedt ook goede kansen op
het ontwikkelen van een netwerk van
kennis, informatie en educatie. Zij kan
ertoe bijdragen, dat de juiste informa
tie en deskundigheid op het goede
moment op de juiste plaats terecht
komt. Daarbij kan men denken aan
procedures voor subsidiëring of
vergunningverlening en het verschaf
fen van goede restauratietechnische
kennis.
De Rijksdienst voor de Monumenten-
zorg heeft in nauw overleg met de
Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG), het
Interprovinciaal Overleg(IPO), het
Nationaal Contact Monumenten
(NCM), het Nationaal Restauratie
fonds (NRF) en de Bond Heemschut
dit tweejarig experiment opgezet om
te kijken of zo'n samenwerking ook
echt positief effect sorteert.
Prof.dr.N.J.M.Nelissen, hoogleraar
Bestuurs- en Organisatiewetenschap
aan de Universiteit van Nijmegen
fungeert als extern adviseur.
Drie modellen
De keuze voor de provincies Drenthe,
Gelderland en Noord-Brabant is niet
toevallig. In alledrie de provincies was
de interesse groot en ze bieden daar
naast elk de mogelijkheid om met een
bepaald organisatorisch model te
experimenteren. In Drenthe is dat
het 'provinciale model', waarbij de
provincie binnen het steunpunt een
centrale rol speelt. In Gelderland
wordt een 'privaat model' uitgepro
beerd, waarbij de rol van het particu-