betrokken bij de verbouwing van de
kerk in Uithuizen.
De bouw werd geleid door de latere
stadsbouwmeester van de stad
Groningen, Allert Meijer (1654-1722).
De traptoren werd verwijderd en de
binnenplaats, 'het hoefijzer', volge
bouwd. De bijzondere vorm met de
drie zadeldaken alsof er drie vleugels
aan elkaar geplakt werden ontstond
daardoor. De ingang werd verplaatst
naar het noordwesten. De muur werd
ter plekke nieuw opgetrokken en
nieuwe vensters werden symmetrisch
in het gevelvlak geplaatst.
Het interieur
Ook het interieur werd tijdens de
bewoning van Unico Alberda
verfraaid. Naar de mode van de tijd
werd een symmetrische indeling
gemaakt. Óp de begane grond bevin
den zich zes vertrekken aan weerszij
den van de centrale gang, het 'verleng
stuk' van de oprijlaan, die vanaf het
dorp naar de borg leidt. Naar ontwerp
van bouwmeester Meijer werden door
beeldhouwer Jan de Rijk eikehouten
schoorsteenmantels gesneden,
waarvan vooral die in de grote zaal
indruk maakt met de grote rondbui-
kige naakten op de hoeken. Ook de
deuren werden door hem vervaardigd.
Vier van de vijf schoorsteenstukken
werden geschilderd door Hermannus
Collenius{ 1650-1721), die zijn oplei
ding in Amsterdam genoot, en de
bekendste historieschilder van
Groningen was. Behalve historiestuk
ken schilderde hij menig prominente
Groninger. In de Menkemaborg
hangt ook een aantal portretten van
zijn hand.
Een van de weinige meubelstukken die
oorspronkelijk uit het huis stamt is het
fraaie statiebed in de gele kamer naar
ontwerp van Daniël Marot, dat rond
1710 voor de Menkemaborg werd
besteld. Het diende voor speciale gele
genheden: voor hoge gasten zoals
Willem III of als kraambed.
Het overige meubilair komt uit
verschillende Groninger borgen.
Conservator Freerk Veldman streeft er
naar zoveel mogelijk de 18de eeuwse
sfeer terug te brengen, de tijd van
Unico en Everdina Alberda.* Zo
wordt er onder de oude verflagen naar
de oorspronkelijke kleuren gezocht en
worden die vervolgens opnieuw
aangebracht. Heel zorgvuldig wordt
de borg gereconstrueerd.
Bij het overlijden van Everdina in
1751 werd er van de inboedel per
kamer een uitgebreide inventaris
gemaakt, aanwezig in het huisarchief,
die als leidraad dient bij de inrichting.
De tafels zijn gedekt met mooie porse
leinen serviezen, de bloemen geschikt,
de boeken liggen geopend op tafel en
de wandelstok hangt aan de stoel. Het
enige wat ontbreekt zijn de Alberda's
zelf.
Tuinen
Voor de tuinen komen veel buitenlan
ders helemaal naar de kop van
Groningen. De min werd in fasen in
deze eeuw gereconstrueerd, aan de
hand van het in het archief gevonden
ontwerptekening van bouwmeester
Meijer. Het landgoed is een eenheid
van huis, grachten, singels, diverse
tuinen, en groenlanden. Er is een
hoofdas, in het verlengde van de
centrale gang in het huis, en een
dwarsas, door de grote zaal. Op de
singels werd een windkering aange
legd van voornamelijk beuken. Op de
luchtfoto's is dat het beste te zien. In
de groenlanden bevinden zich een
drinkeldobbe, voor vee en paarden,
een viskenij en een snoekegat. Een
groot deel van de tuinen bestaat uit
nutstuinen ten behoeve van de bewo
ners. Ook is er nabij de oprijlaan de
zogenaamde 'doevematsven', het land
van de duiventil. Duiven waren in het
verleden een goedkope delicatesse,
maar het houden van duiven was een
selectief recht.
De siertuin ligt voor het theehuis,
omsloten met poorten, beelden en
treillages.
Rechts aan het voorplein ligt het schat-
huis, de stallen voor het vee (schat
komt via 'skat' van 'sket' hetgeen vee
betekent in oudfries). Daar stonden
ook de wagens, koetsen en paarden en
woonde personeel.
In de 19de eeuw werden de tuinen
naar de mode in die tijd veranderd in
een landschapstuin met heuvels en
slingerpaden. Daarvan is nu niets
meer te zien. Na de schenking aan het
Museum is men begonnen de min
terug te brengen in de formele stijl van
de 18de eeuw. Sedert 1970 werkt men
echter steeds meer volgens het tuin
plan uit ca 1710 van Allert Meijer. Op
de oude fundamenten werd bijvoor
beeld het treillagewerk aangebracht en
aan de hand van een oud schilderij
werd de zonnewijzer van buxus met
uuraanwijzing van taxus opnieuw
aangelegd.
Nu is de siertuin weer zoals hij op het
17 de eeuwse minplan voorkomt.
Bij de aanleg van de overige onderde
len werd gebruik gemaakt van de
kookboeken in het huisarchief en de
daarin genoemde recepten. Ook advi
seerde de historische afdeling van de
Universiteit van Wageningen over
17de en 18de eeuwse plantensoorten.
Op de Menkemaborg en omgeving
wordt een duidelijk beeld gegeven van
het leven en wonen op een Groninger
borg in de 18de eeuw.
Verondersteld mag worden dat de
wens van de schenkers volledig in
vervulling is gegaan.
Veldman is ook betrokken bij de borg
Verhildersum te Leens, -waar het leven en
wonen op een borg in de 19de eeuw
centraal staat.
De meeste gegevens voor deze tekst zijn
ontleend aan informatie verstrekt en
samengesteld door conservator
F.J. Veldman.
Recentelijk verscheen bij de Walburg
Pers de uitgave Groninger Borgen en
Drentse Havezaten-, door Hernia
Kamphuis in de Kleine Monumenten
reeks. Een overzicht van een vijfen
twintigtal nog bestaande adellijke
landhuizen in Groningen en Drenthe.
De auteur was voor haar pensionering
journalist bij het Nieuwsblad van het
Noorden en beschreef in de periode
1986-1993 verschillende landhuizen
voor de krant. Het boek is een geactu
aliseerde bundeling van deze artikelen.
Beschreven worden zowel de bouwge
schiedenis als de bewonersgeschiede
nis. Uiteraard wordt ook de
Menkemaborg beschreven.
Zutphen, De Walburg Pers, 1995.176p.
ISBN 90.60.11.919.3. Prijs f24,50
Luchtfoto Menkemaborg, gemaakt rond 1970.