Van klooster tot museum !17~T- ggggg Groningen is rijk aan oude kloosters. In ter Apel staat het Museum Klooster TerApel, dat is gevestigd in het voormalige Kruisherenklooster ''Domus Novae Lucis', gesticht in de tweede helft van de vijftiende eeuw. Met z 'ra kloosterkerk, refter, kapittelzaal en kruisgang is het klooster een bouwhistorisch monument van groot belang. Het is in feite het enige bewaard gebleven middeleeuwse plattelandsklooster in Nederland en is als zodanig opgenomen in de reeks van de top-100 monumenten. EG BERT VAN DER WERFF In het oude kloostergebouw is een jong museum gehuisvest: een museum voor religieuze geschiedenis en kerke lijke kunst. Het laat-middeleeuwse gebouw geeft naast een bijzondere meerwaarde ook de nodige zorgen. Om de museale functie optimaal te kunnen vervullen is in de toekomst vergroting van de beschikbare ruimte noodzakelijk, zowel voor de prestatie als voor het beheer. Plannen voor een vergroting van het complex zijn op dit moment in onderzoek. Daarbij wordt ook gedacht aan het terug brengen van de eerste verdieping boven dé oost- en noordgevels, die in de negentiende eeuw werden verlaagd. Geschiedenis In 1464 werd het klooster gesticht vanuit het klooster Bentlage bij Rheine in Duitsland. De eerste kerk werd met slaapzaal, eetzaal en keuken verwoest door èen brand in 1742. Reeds een jaar later kon de nieuwe kerk worden ingewijd met vijf altaren. In 1501 vond nogmaals een wijding plaats. Uit deze tijd stammen de bijzondere inrichtingsstukken, met name het doxaal en het driedelige priestergestoelte van kalkzandsteen evenals de eikehouten koorbanken. Na de reformatie bleef het klooster van Ter Apel gespaard. De monniken kregen van de Staten Generaal toestemming om in het complex te blijven wonen. Bovendien kreeg het gebouw een nieuwe functie als gasten verblijfvoor passanten vanuit Munsterland naar Groningen. Een geleidelijke overgang vond plaats naar het protestantisme: de laatste prior deed enkele jaren na de opheffing examen voor predikant en werd daarmee de eerste dominee. Hij en zijn opvolgers woonden tot in het begin van deze eeuw in het klooster. Het verval tastte mettertijd het complex aan. In de 18de eeuw sloopte men de westelijke vleugel. De kerk werd in twee afzonderlijke delen gesplitst: het koor bleef in gebruik als kerk voor de hervormde gemeente, maar het schip diende voortaan tot timmerwerkplaats voor de stad Groningen, die sinds 1619 eigenaresse van het complex was. In 1837 stortten enkele gewelven in. Daarna werd een vlakke houte zoldering aangebracht. In die tijd werden ook de verdiepingen gesloopt van de oost- en noordvleu gels. Een restauratie in de jaren 1931- 1933 onder leiding van ir. C.L. de Vos van Nederveen Cappel gaf het gebouw zijn oorspronkelijke staat terug. De eenheid van de kerk werd, met inbegrip van de gewelven, gere construeerd, en in het kloostercom plex werd de oude indeling van de ruimtes hersteld. De door afbraak verloren delen werden echter niet herbouwd. Aanzet tot museum Het vijfde eeuwfeest van de stichting van het klooster was in 1966 de aanlei ding van een voor Ter Apel belange- rijk evenement. Onder auspiciën van de stad Groningen kwam een histori sche tentoonstelling tot stand onder de titel van 'Metten tot Vespers'. De tentoonstelling werd verzorgd door het Groninger Museum en toonde de restanten van de middeleeuwse religi euze cultuur van de provincie. Eén tentoonstelling maakt weliswaar nog geen museum, maar deze aanzet leidde er wel toe dat er een richting kwam in de activiteiten binnen het complex. In de jaren '70 en '80 func tioneerde het gebouw als expositie ruimte. In die jaren hebben vele ■■■SS SSSSS SSSSS TT"/ d'-v mu - ,!>-■ T Museum Klooster in Ter Apel: priestergestoelte uit 1501 19

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1995 | | pagina 19