Pleidooi voor de mestsilo Boerderij Bokje te Uithuizen Literatuur: Boerderij Bokje te Uithuizen. Je kunt als overheid monumenten wettelijk beschermen en restauratie- gelden beschikbaar stellen maar als een monumenteneigenaar weigert om mee te werken dan sta je als overheid machteloos. Het resultaat is bekend: een monument wordt systematisch verwaarloosd en daarna volgt de onvermijdelijke sloop. Boerderij Bokje te Uithuizen, gemeente Eemsmond, is een van die monumenten die daar de dupe van zijn. Boerderij Bokje is een zo op het eerste gezicht 18de eeuwse boerderij van het kop-hals-romp-type. Wat de boerderij bijzonder maakt is de zogenaamde haakplaatsing: de kop, de hals en de romp liggen niet, zoals gebruikelijk, in het verlengde van elkaar maar de kop en de hals staan dwars op de romp. Voor zover mij bekend zijn er slechts twee van dit type in Groningen te vinden. De andere staat op de terp van Rasquert. De zaak 'Bokje' speelt in de gemeente Eemsmond al jaren: de eigenaar wil zijn boerderij slopen en een nieuwe bouwen; de gemeente probeert samen met de Rijksdienst voor Monumentenzorg de eigenaar zover te krijgen dat hij de boerderij restaureert. De restauratiegelden zijn al toegezegd. Maar de eigenaar houdt voet bij stuk: restauratie is volgens hem duurder dan nieuwbouw. De gevolgen laten zich raden: de kop van de boerderij is inmiddels ingestort. De gemeente Eemsmond heeft nog onderzocht of het niet mogelijk is om de boerderij te verplaatsen naar het Openluchtmuseum Het Hogeland te Warffum, maar dit museum heeft hiervoor geen ruimte. Daar komt bij dat zij er weinig voor voelt om alleen het woongedeelte te verplaatsen. Woning en schuur horen onlosmake lijk bij elkaar. Op dit moment is een sloopaanvraag in behandeling. Deze aanvraag is nog niet ontvankelijk verklaard, maar een weigering van de sloopvergunning zal de impasse ook niet doorbreken. Bladerend in de onlangs verschenen architectuurgids van de provincie Groningen kwam ik het volgende citaat van C.H. Peters tegen: 'In de laatste tijd vinden wij zelfs boerderijen met villa-vormig voorgedeelte met veranda's en loggia's, enz., meer getui gend van het bezit van den eigenaar, dan wel van diens eenvoud en goeden smaak en storing brengend in de rust, in het karakter van het Groninger landschap'. Achteraf vinden we die boerderijen met villa-vormige voorhuizen nu net weer typerend voor het Groninger landschap. Waarschijnlijk is het een wetmatigheid: interessante architec tuur breekt met een traditie. De veranderingen die de boerderijen in de loop der eeuwen hebben ondergaan, hadden een noodzaak: wijzigingen in de bedrijfsvoering stelden andere eisen aan de gebouwen. Dit zelfde geldt voor de voorhuizen: andere woonwensen vroegen om andere woonhuizen. En voor de grote villa's van de boerderijen op het Hogeland en in het Oldambt gold inderdaad: wie het breed heeft, laat het breed hangen. De architecten formuleerden al naar gelang hun voorkeur voor een bepaalde architectuur een antwoord. In het begin van deze eeuw wordt met de situering van het woonhuis ten opzichte van de schuur ook gebroken met een traditie: lichtinval en uitzicht werden belangrijk gevonden en de woningen komen vrijer ten opzichte van het schuurgedeelte te staan. Achteraf heeft dit mooie boerderijen opgeleverd: soms verwijzend naar de sobere architectuur van de Nieuwe Zakelijkheid en meestal opgetrokken in de rijk gedetailleerde vormentaal van de Amsterdamse School. Achteraf blijft het verbazingwekkend dat het schuurgedeelte eeuwenlang, tot na de Tweede Wereldoorlog, nauwelijks een principiële verandering heeft ondergaan. Al is dat niet vreemd. Pas na die tijd wordt de landbouw ingrij pend gewijzigd. Een veelzeggend gegeven: pas in 1919 wordt in Groningen de eerste trekker in gebruik genomen. Vreemder is het dat sinds die tijd, ondanks dat de landbouw ingrijpend gewijzigd is, nauwelijks nog interes sante boerderijen gebouwd zijn. Gebouwen op het Groninger platte land die de moeite waard zijn, hebben een heel andere functie: een galerij, een gemaal of een schoolgebouw. De verklaring voor die saaiheid vinden we in de opvatting van Peters: nieuwbouw op het platteland moet voortdurend worden aangepast aan de bestaande bebouwing terwijl de functie en de constructie om een andere vormentaal vragen. Bij een gemaal of een school speelt dit probleem veel minder en dan kan het goed gaan: de functie van het gebouw, het gebruikte materiaal en de construc tie komen overeen. Is er dan ook nog aandacht voor het detail dan moet dit wel een goed gebouw opleveren. Mooi zijn wel de mestsilo's die op dit moment overal gebouwd worden: gebouwtjes met een heldere functie en een eenduidige constructie; een logisch gevolg van de meststoffenwet. Al zullen weinig Heemschutters dit met mij eens zijn. Math Berkers Wijbrand Havik/Arthur Blonk: Architectuurgids Provincie Groningen (1900-1994). Groningen, Egbert Forsten 1994. 18

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1995 | | pagina 18