Het pand aan de Jansstraat 64 na de restauratie (foto Jos Fielmich). dom en namen het initiatief tot deze restauratie. Toen zij het kochten was het een bruin café. De restauratie De restauratie bestond uit behoudend, conserverend cascoherstel en vond plaats tussen januari en juli 1994. Het dak werd hersteld en met rode pannen aangevuld, de gevels gereinigd en gepleisterd, het houtwerk hersteld en het geheel in historische kleur geschil derd. 'Inde toelast' staat er weer pront bij. O.l.v. architect Yske Braaksma, van Braaksma Roos, en door aannemer Overdevest. werd de restauratie verricht. Een nauwkeurig en gedetail leerd herstelplan werd samen met de heer Ph. Groen van Gemeentewerken, afdeling monumentenbeleid Haarlem, opgesteld. Meerwerk is immers niet subsidiabel, aldus Groen, dus het is zaak dat er niets over het hoofd gezien wordt en alles zwart op wit staat. Dit proces heeft lang geduurd. De eige naar nam eind jaren tachtig de eerste stap en liet Braaksma toen tekeningen van het pand maken; het huis lekte en kierde aan alle kanten. De subsidie toekenning duurde naar hun mening eindeloos. Maar toen de beschikking uiteindelijk kwam, was de organisatie fantastisch geregeld. Met name over de uitstekende en duidelijke afspraken met het Nationaal Restauratiefonds zijn ze uitermate tevreden. Maar ook de samenwerking met monumenten zorg, architect en aannemer was zeer goed. Tijdens het werk is hen duidelijk geworden waarom restaureren zo kostbaar is De financiering, de totaal kosten inclusief architect bedroegen f 2 34.846,- kwam tot stand via het NRF. De eigenaar verkeerde in een gunstige positie. Hij kreeg via de inmiddels vervallen eigenaar-bewo nersregeling een subsidie, en kreeg daarnaast aanzienlijke bedragen uit het stadsvernieuwingsfonds. De voor financiering en de restantlening werden geregeld via het NRF. Door gebruik te maken van deze regeling, de zogenaamde totaalfinanciering in het kader van een samenwerkingsver band tussen de gemeente Haarlem en het NRF), verplicht de eigenaar zich tot onderhoud en een jaarlijkse inspec tie door de Monunientenwacht en een rapportage aan bureau monumenten beleid voor een periode van 15 jaar op straffe van intrekken of terugvorderen van de subsidiegelden. Tijdens de restauratie trof men moerbalken en kinderbinten aan in de achterkamer op de eerste verdieping. Financieel was het niet haalbaar deze onder het zojuist vernieuwde plafond tevoorschijn te halen. Maar men heeft het een en ander vastgelegd in het archief en wellicht zien ze ooit weer het daglicht. Overig werk binnenshuis bleef nagenoeg achterwege, zoals herstelwerkzaamheden aan een medaillon en de originele marmeren vloer op schelpenzand in de gang. Met liefde voor het pand wordt er elke keer wat aangepakt. Inde Toelast Het herstel van de voorgevel moest zeer zorgvuldig gebeuren. Vooral de verdieping van het rechter pand vertoont enkele hoogstandjes van metselwerk met handgevormde bakstenen rondom de raampartijen. Bij een vorige opknapbeurt waren de voegen nogal grof uitgehakt, waarbij de stenen beschadigd werden. De voegen zijn opnieuw uitgehakt en de gevel is licht gereinigd. De ankers zijn hersteld en behandeld en het metsel werk is van een snijvoeg voorzien. Om de voegen niet te nieuw te doen lijken heeft men gebrande omber door de specie gemengd. De blinde zij- en achtergevels werden opnieuw aange smeerd en gesausd. De gevels geven de indruk dat het pand goed onder houden wordt en niet dat het onlangs is gerestaureerd. En zo moet het ook. De gevelsteen met daaronder geschre ven 'Dit is inde toelast anno 1609' is een bijzonder gaaf en fraai voorbeeld van vroeg 17de eeuwse beeldhouwkunst. Afgebeeld is een enorm vat (toelast) met drie mannen, waarvan de rechter opvallend mooi gekleed gaat. Hij heeft een grote kraag, een hoed op en draagt een cape. Koopt hij wijn of bier? Achter in de ruimte hangen voor de drie bogen guirlandes met druiven trossen. Aan weerszijden van de gevel steen zitten gespierde naakte mannen met drinkhoorns. Waarschijnlijk was er rond 1600 in het pand een herberg of kroeg ondergebracht. Over de steenhouwer tast men zoals gebruikelijk in het duister. Genoemd wordt Lieven de Key, die vanaf 1591 als steenhouwer in stadsdienst en tevens stadsmetselaar van Haarlem was. Maar ook zijn wel genoemd Claes Arisz, beeldhouwer te Haarlem en Aris Claesz., een leerling van Hendrick de Keyser. Of achter de laatste twee één en dezelfde figuur schuil gaat, staat niet vast. *een stoop is een klein vat, een toelast een groot vat ten behoeve van opslag van vloeistof.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1995 | | pagina 29