Het winkelgezicht van Haarlem LOES VROOM Tot ver in de 19de eeuw bepaalden woonhuizen voor een groot deel het aangezicht van de binnenstad, zonodig afgewisseld m.etpakhuizen. Koopwaar werd vanouds op markten verkocht. Later gebeurde dat ook in het woonhuis van de koopman, in het voorhuis. De waar werd op de luiken voor de ram,en uitgestald. De raamluiken dienden een tweeledig doel. Op de onderluiken werd de koopwaar opgesteld en de naar boven draaiende bovenbuiken beschermden tegen zon en regen. Het idee van de winkelp'ui was geboren. Maar tot ver in de 18de eeuw behielden deze winkels uiterlijk nog het aanzien van een woonhuis. dU Bij de restauratie van het woonwinkelhuis Spaarnwouderstraat 37 werden op initiatief van de Vereniging Haerlem de twee uitsteekkasten weer aangebracht, (foto's Jos Fielmich) Pas vanaf het begin van de 19de eeuw ontstond in Haarlem winkelarchitec tuur, zij het aanvankelijk nog op bescheiden schaal. De eerste aanvraag dateert uit 1828: J. de Nobel vroeg toestemming om een 'vaste uitsteek- kast' aan zijn pand in de Lange Veerstraat te maken met een 'vooruit sprong'van ruim 15 duim, ongeveer 3 5 cm. Deze uit het gevelvlak naar voren uitstekende etalageramen zijn van Engelse oorsprong. Vanaf het begin van de 19de eeuw kwam deze mode naar het vasteland overgewaaid. Veel van deze eerste voorbeelden van etalageramen werden binnen de bestaande dagmaat van de kozijnen aangebracht. Van dergelijke uitsteek kasten zijn in Haarlem nog enkele voorbeelden aanwezig, zoals Spaarnwouderstraat 37. Vanaf 1870 echte winkelstraten Van een echte veranderende winkelar chitectuur is pas sprake vanaf circa 1870, wanneer zich de fenomenen winkel en winkelhuis als nieuw archi tectonisch verschijnsel aandienen. Aanvankelijk beperkte dit zich tot een aantal kernstraten in de binnenstad. Zo was de omgeving van de Kleine Houtstraat, Anegang en Lange- en Korte Veerstraat rond de eeuwwisse ling hét winkelgebied van Haarlem. Vanaf ongeveer 1910 nam de Grote Houtstraat deze rol over. Niet iedereen was te spreken over de functieverandering van deze straten, die voorheen overwegend een woon functie hadden. Er ontstond een brede maatschappelijke discussie over het aantasten van de oude binnensteden door de toenmalige middenstand. Zo schreef/1. IV. Weissman, oprichter van de Bond Heemschut, al in 1908 in het Bouwkundig Weekblad over de Grote Houtstraat: 'Nog in mijn jonge jaren waren de winkelhuizen er betrekkelijk weinige. Sinds 1870 evenwel werden de winkels talrijker, de fraaie heeren huizen werden door winkeliers gekocht en voor hun bedrijf ingericht, en vermoedelijk zal het niet lang meer duren, of het gaat met de Groote Houtstraat te Haarlem als met de Kalverstraat te Amsterdam, waar nu alle "gesloten" huizen verdwenen zijn. Men weet op welke wijze een "geslo ten" huis in een winkelhuis veranderd wordt. Het benedendeel van den gevel wordt weggebroken, het bovendeel door een paar ijzeren balken gesteund en de dus ontstane opening door een samenstel van hout, ijzer, spiegelglas en hardsteen of graniet gevuld. De winkelier verlangt zooveel mogelijk spiegelglas, en eischt voor die gedeel ten van de pui, waar geen glas aanwe zig is, in het oogvallende vormen en materialen, daar het hem uitsluitend om reclame te doen is. Dat op deze wijze geen kunst kan worden gemaakt, spreekt van zelf. Koningstraat 9, geheel oorspronkelijk winkelhuis met symmetrisch ingedeelde winkelpui in neo-classicistische stijl, gebouwd omstreeks 1875. 25

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1995 | | pagina 25