Gevel Station Den Haag Hollands Spoor. constructie en zal NS daaraan in prin cipe meewerken. Voorbeelden zijn: - Een gietijzeren brug bij Halfweg uit 1865 die daar nog ligt terwijl de spoorbaan verlegd is. - De Koningshavenbrug te Rotterdam waar het spoor ondergronds ging. - Een derde voorbeeld zou de kap van station Blaak in Rotterdam zijn geweest dat mogelijk als werkplaats dienst zou gaan doen voor een museumlijn of als overkapping van de Straatmarkt. Maar beide opties hebben het uiteindelijk niet gehaald. Hergebruik buiten het spoor blijkt in het algemeen voor deze constructies echter een uitzondering. Onze monu menten moeten dus dienstbaar blijven aan hun oorspronkelijke bestemming. En dat is toch heel bijzonder. Bedenkt u eens: Een station als Amsterdam CS ontworpen in de tijd van stoomtreinen gaat binnen enkele jaren de TGV ontvangen. Denkt u dan eens aan de reizigers stromen van 100 jaar geleden en van nu. Dan beseft u dat we te maken hebben met levende monumenten. Amsterdam CS, Haarlem en Den Haag HS zijn daar echte schoolvoor beelden van. Hoge Brug Voor bruggen ligt het blijvend gebruik veel moeilijker. Ook al is zo'n brug totaal niet aangetast door de tand des tijds, de belastingen van het treinver keer zijn in 100 jaar dusdanig toegeno men dat alleen die bruggen die zeer veel reserve draagkracht bleken te hebben, thans nog steeds dienst doen. Dat is nog slechts een beperkt aantal niet zo grote bruggen. Voorzover ik weet is de oudste nog in gebruik zijnde stalen spoorbrug in Nederland van omstreeks 1860. Anders ligt het met de bruggen voor ander verkeer. Zoals de Hoge Brug in Zwolle. Deze brug is oorspronkelijk ontworpen voor licht verkeer (voetgangers, handkarren en vee) en is nog steeds daarvoor in gebruik (voetgangers en fietsers). Doordat deze brug zeer licht geconst rueerd was en dus weinig reserve bezit en omdat het jaren lang de bedoeling was de brug te slopen, was de staat waarin zij zich bevond zeer slecht. Behoud was daardoor toch nog een moeilijke en kostbare zaak. Het behoud van deze brug zal ook in de toekomst door zijn lichte constructie periodiek aandacht blijven vragen. Ook de stationskap in Zwolle was vanuit een zeer lichte constructie opgebouwd. Zo licht dat zij bij verre niet aan de eisen voldeed die aan nieuw te bouwen constructies moeten worden gesteld. Nu is dat op zich geen onoverkomenlijk bezwaar. Als kan worden aangetoond dat de constructie ondanks dat toch veilig is dan is dat voldoende. Samen met de gemeente Zwolle, Monumentenzorg en de TU Delft hebben we gezocht naar mogelijkhe den om de veiligheid van de construc tie aan te tonen. Daarbij staan twee wegen open: - Aantonen dat de door de norm te stellen eisen in het gegeven speci fieke geval niet (volledig) hoeven te gelden. - De constructie aanpassen met behoud van karakter zodanig dat aan de eisen kan worden voldaan. Het te overbruggen verschil tussen de door de normen gegeven windbelas tingen en de belastingen die door de kapconstructie konden worden opge nomen was zeer groot. Er bleek dan tenslotte dat niemand gevonden kon worden, met voldoende kennis van zaken, die de verantwoor delijkheid wilde dragen voor de veilig heid van deze constructie. Ook al stond zij al 100 jaar, zij het niet zonder de nodige schade. Het verschil was ook dusdanig groot dat iedere denkbare constructie ter versterking van de kap het karakter ervan ontoelaatbaar zou hebben aangetast. Ook het bouwen van een replica in moderne materialen was hier onmogelijk. Bij de stationskappen van b.v. Amsterdam CS en Den Haag HS is de opzet van de oorspronkelijke construc ties dermate degelijk dat aan de oorspronkelijke constructie qua opzet in feite niets hoeft te worden gewij zigd. Slechts het herstel van ontstane schade is in principe voldoende. Stijl van herstel Alvorens men bij een actie tot herstel overgaat tot uitvoering wordt zo mogelijk een inventarisatie van de ontstane schade gemaakt. Dat kan niet altijd volledig omdat daarvoor soms delen moeten worden gedemonteerd of zelfs gesloopt om de schade te kunnen vaststellen. Soms is het niet goed mogelijk een opname van de schade tot in detail te maken omdat de situatie zodanig is dat deze normaal gesproken totaal ontoegankelijk is. Dit kan zowel het geval zijn bij bruggen als bij stationskappen. Dit leidt er soms toe dat pas tijdens de uitvoering van de restauratie de werkelijke schade en de te nemen maatregelen kunnen worden vastgesteld. Bij de restauratie van de kappen van Amsterdam CS is dit van aanvang af onderkend en in de gehele aanpak geïntegreerd. Bij de Hoge Brug in Zwolle heeft inspectie vooraf plaatsge had maar bleek tijdens de uitvoering dat hier en daar de schade toch nog onderschat was. Iedere schade die je kunt vaststellen heeft in principe een oorzaak. Vaak ligt die oorzaak in een of andere manier opgesloten in het ontwerp. Hetzij door de detaillering, hetzij door de materiaalkeuze, hetzij omdat het (onder)deel absoluut niet toegankelijk was voor onderhoud. De vraag nu waar je als restauratie team voor komt te staan is: breng je alles terug in oorspronkelijke staat met inbegrip van de tekortkomingen of probeer je ervan te leren en pas je, binnen grenzen, de constructie zodanig aan dat de kans op weerkeren van de geconstateerde schade tot een minimum wordt teruggebracht. De vormgelijkheid blijft daarbij groten deels bewaard. Niet onder een glazen stolp Vanuit NS is een filosofie ontwikkeld die pleit voor een herstel met verbete ring van details, zodanig dat vorm en atmosfeer van de constructie behou den blijven. De gedachte hierachter is dat de constructie daarbij de beste uitgangspositie verkrijgt om de volgende 100 jaar ook weer te overle ven en zo mogelijk met minder schade dan in de eerste 100 jaar. Onze monumenten zijn namelijk geen museumstukken die onder een glazen stolp staan om slechts te

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1995 | | pagina 28