De Haagse Passage Al meer dan een eeuw een succes LEOVANDERMEULE Het is de afgelopen decembermaand ongetwijfeld weer dringen geweest in de Haagse Passage. Gezellige drukte die noopt tot slenteren en het nemen van kleine passen. Precies die vorm van bedachtzame vooruitgang die ook het bouwkundig en commercieel beheer van dit bekende Haagse monument kenmerkt. 'Overdekte glasgaanderij' Nog maar twee armen Goed onderhoud 7 D as rj '4t Lm» De Haagse Winkelpassage, kortweg, zelfs voor velen van buiten de stad, dè Passage, dateert voor wat betreft zijn kerngebied, het traject Spuistraat- Buitenhof, uit de jaren 1882-1885. Het ontwerp is van de architecten H. Wesstra en J.C. van Wijk. In beginsel werd uitgegaan van drie armen, maar daar het de initiatiefnemers al zwaar genoeg viel het geld voor twee armen bij elkaar te krijgen werd die derde arm, naar ontwerp van architect Jos. Duynstee, pas in 1928-'29 aange bouwd. Bij de opening op maandag 4 mei 1885 sprak de eerste directeur van de NV 's-Gravenhaagsche Passage Maatschappij dat Den Haag vanaf dat moment haar zustersteden geen 'over dekte glasgaanderij' meer te benijden had. Zelfs het spraakgebruik was toen nog monumentaal! Er was echter voordat deze lovende woorden konden klinken heel wat gepasseerd. Enkele vermogende Haagse heren met oog voor de veranderende omstandigheden vonden dat de groei van de stad, de opkomst van Scheveningen als mondaine badplaats en de hoge vlucht die het overdekte winkelen in o.a. Brussel en Parijs reeds genomen had, de bouw van een over dekt winkelgebied in de Haagse binnenstad alleszins rechtvaardigden. Zij kozen daar met vooruitziende blik een gebied voor uit tussen twee andere belangrijke winkelstraten. Tot op de dag van vandaag, zo is gebleken, is een van de oorzaken van het succes van dit winkelgebied, dat het daadwerkelijk een passage, doorgang of verbinding, creëert tussen twee andere drukke winkelgebieden: de Spuistraat en het Buitenhof/Noordeinde. Verwerving en sloop van de benodigde panden in het gebied gevolgd door het vinden van een geschikte architect leverden geen probleem op. Voor het beno digde kapitaal moest men echter uitwijken naar Brussel. De Belgische bank bedong meteen dat een Brusselse aannemer de passage mocht bouwen. In de kleine lettertjes van het contract stond tevens dat de aannemer ook de detailtekeningen zou leveren en de directie op het werk zou voeren in plaats van de architecten. Wesstra en Van Wijk waren woedend, protesteer den vergeefs en verbraken uiteindelijk tegen schadeloosstelling hun contract met de Maatschappij. De aannemer ging toen op eigen kracht verder en bracht op het uiteindelijk gebouwde ontwerp nogal wat wijzigingen, in feite versoberingen, aan. Ook kwam door het te laat beschikbaar komen van gronden aan de Spuistraat het bouwen van een even mooie ingangs partij als aan het Buitenhof op de tocht te staan. Het was, nog zonder derde arm naar de Hofweg, al met al een tamelijk geamputeerd geheel dat op die vierde mei 1885 in gebruik werd genomen. Er waren winkels, er waren café's, woningen en zelfs een hotel. Nu de klanten, het koopgrage Haagse publiek, nog. Gelukkig voor de winke liers heeft het daar nooit meer aan ontbroken. De veertig winkels zijn naar huidige begrippen aan de kleine kant, zo'n zestig vierkante meter terwijl honderd al heel gewoon is. Een van de redenen dat de Passage altijd zo goed is onderhouden is gelegen in het feit dat de winkeliers tevens aandeelhouder van de Maatschappij zijn. Een dergelijke opzet vergroot natuurlijk enorm de betrokkenheid. De gemeente heeft echter ook het nodige te vertellen want monumentenbelang is algemeen belang. Zowel vanuit de Maatschappij als de dienst monumentenzorg wordt de goede verstandhouding geroemd. Dat kan het beheer alleen maar ten

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1995 | | pagina 7