Een nieuwe toekomst voor een Amsterdamse tramremise S sm CASSANDRA BOSTERS In het hart van de Amsterdamse Kinkerbuurt bevindt zich nu nog de Centrale Werkplaatsen Tram van het Gemeentevervoerbedrijf. Nu nog, want het GVB zal binnen enkele jaren in Diemen een nieuw onderkomen krijgen. Het gebouw, een voormalige tramremise, gaat daarmee een onzekere toekomst tegemoet enzal waarschijnlijk geheel of gedeeltelijk gesloopt worden. Het is de tragiek van het industriële gebouw, dat door modernisering van de betreffende bedrijfstak onbruikbaar is geworden en daarmee haar bestaansrecht heeft verloren. Als het gesloopt wordt, zal een belangrijk industrieel monument voorgoed verloren gaan. De stichting in oprichting 'De buik van Bellamy heeft zich het lot van deze remise aangetrokken en zet zich in voor het behoud van dit karakteristieke gebouw. Hoofdgevel van de Centrale Werkplaatsen van het GVB aan de Tollensstraat, (foto's Roel de Jong). Het doel van de stichting, een initia tief van een architect, een politico loog, een stadsgeograaf en een kunst historica, is tweeledig. Zij wil op de eerste plaats een bijdrage leveren aan de discussie rond het behoud van cultureel erfgoed. Gelijktijdig wordt een alternatief voor sloop geboden in de vorm van een plan tot hergebruik van dit complex. Dit plan omvat onder meer de realisatie van woningen, een bedrijvenhal en een opknapbeurt voor het aangrenzende Bellamyplein, nu een vergeten poepplantsoen, dat permanent door oprukkend blik wordt bedreigd. De naam van de stichting is geïnspireerd op die van de beroemde markthallen in het centrum van de Franse hoofdstad, in de volksmond de 'buik van Parijs' genoemd. Deze hallen zijn nu verdwenen, maar op dezelfde plaats is een modern multi functioneel complex verrezen waar men kan winkelen, op een terras zitten, een tentoonstelling bekijken etc. Het streven is om ook voor de Kinkerbuurt een vergelijkbaar centrum te creëren maar dan met behoud van de voormalige tramremise en de belen dende terreinen, die volgens de stich ting daarvoor bij uitstek geschikt zijn. Eerdere voorbeelden van herbestem ming van Amsterdamse tramremises zijn de oude remise aan de Linnaeusstraat/hoek Tweede Oosterparkstraat(nu winkelhal) en de remise Willemspark uit 1893 (archi tect: A.L.van Gendt) aan Koninginneweg 29, nu politiebureau. Voorgeschiedenis Amsterdamse tram Voor 1872 reden er in Amsterdam de omnibussen (paard en wagen) van verschillende particuliere onderne mers. In dat jaar werd de AOM opge richt, de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij, die de vroegere dien sten van de omnibus overnam. Drie jaar later was de eerste tramlijn, een wagen op rails voortgetrokken door een paard, een feit. In de daarop volgende jaren groeide het tramnet gestaag en werden in de stad allerlei aanpassingen gedaan om deze uitbrei dingen mogelijk te maken. Met het oog op de elektrificatie van het tramnet in de toekomst werd besloten dat op 1 januari 1900 de tram in gemeente handen zou overgaan. In 1906 was het elektrificatieplan voltooid. De komst van de elektrische tram vereiste een andere organisatie. In de tijd van de AOM had praktisch iedere lijn vlak bij het eindpunt een eigen remise, stallen voor de paarden en andere dienstge bouwen. Voortaan zouden de motor wagens van alle lijnen worden gestald in twee nieuwe hoofremises gelegen aan de Nieuwe Achtergracht en aan het Bèllamyplein. De remise Bellamyplein, ook wel remise Tollensstraat genoemd om dat zich daar de hoofdingang bevond, werd tussen 1901 en 1904 gebouwd en stond dus aan de wieg van de elektrifi catie van het tramnet. Het gebouw Het grondoppervlak van de Centrale Werkplaatsen Tram beslaat meer dan 13.000 m2 en dit terrein is volledig ingekapseld door gebouwen. Aan de zijde van de Kwakerstraat door het kantoor van de stadsdeelraad, aan de Bilderdijkkade door de panden van de stadsreiniging en ten slotte aan de Kinker- en Kwakerstraat door hoge huizenblokken. De monumentale hoofdingang van de remise is gelegen aan het doodlopende deel van de Tollensstraat en bereikbaar via de Kinkerstraat. Slechts aan het Bellamyplein is ruim baan gemaakt voor de tram. Hier leiden de sporen via een ommuurd terrein naar de hoge toegangspoorten van de vijf deels trapsgewijs geplaatste hallen. Het gebouw heeft op het eerste gezicht iets weg van een grillig gevormde Romaanse burcht. In de zware uit baksteen opgetrokken muur liggen de vensters verscholen in diepe merendeels boogvormige nissen. De meer dan manshoge toegangspoort wordt geflankeerd door een uitstekend hoger deel dat doet denken aan een toren. De kantelen completeren het geheel. De hoofdgevel doet onmis kenbaar denken aan het werk van de architect H.P. Berlage die juist in die tijd furore maakte met de bouw van het Amsterdamse Beursgebouw (1898-1903). Bijvoorbeeld de gesloten zware bakstenen muren met de verzonken rijen ramen waaraan de gevel zijn dynamiek ontleent. En de accentuering van bepaalde elementen 14

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1995 | | pagina 14