Permanente ondergrondse expositie
Kasteel Heren van Aemstel
Gemeente Amsterdam wil:
De tweede helft van februari haalde een modderige bouwput in het centrum,
van Amsterdam de voorpagina van de landelijke dagbladen. De oorzaak:
op de bodem, van de put waren stukken muur gevonden die wel eens deel
uitgemaakt zouden kunnen hebben van het kasteel van de Heren van Aemstel.
In deze bijdrage iets over de voorgeschiedenis en iets over de toekom.st van dit
belangrijk stukje vroegstedelijk verleden.
LEOVANDERMEULE
Een van de muren van het kasteel, goed bewaakt achter tralies, (foto's J.Kamerling)
Het geslacht van Aemstel bezat de
heerlijke rechten over de stad in een
tijdvak - de twaalfde en dertiende
eeuw - waarin het aantal schriftelijke
gegevens over Amsterdam nog op de
vingers van één hand te tellen is. Zoals
bekend woedt er al jaren een discussie
of nu de oude zijde van de stad, waar
zich de Oude Kerk bevindt, of het
stadsdeel aan de andere kant van het
Damrak, de nieuwe zijde, het oudst
bewoonde deel van Amsterdam is. De
stad is natuurlijk niet zomaar uit de
lucht komen vallen. Er moet ook op
het punt waar de Amstel in het IJ
uitmondde een zogeheten pré-stede
lijke kern geweest zijn. Als de recent
aangetroffen funderingsresten vlak
naast de Nieuwendijk inderdaad
onderdeel van het kasteel van de
Heren van Amstel zijn geweest is er
veel voor te zeggen hier het ontstaan
van een dergelijke kern te situeren.
Houten huizen
De vondst kwam niet helemaal als een
donderslag bij heldere hemel. Eerder
al waren in de buurt sporen van een
nederzetting van houten huizen
gevonden. In één van de (houten)
gebouwtjes zou zelfs een smidse
gevestigd zijn geweest, hetgeen voor
zo'n gehucht toch wel opmerkelijk is.
Helemaal raadselachtig was het
aantreffen van een schild in de bodem,
vlakbij de plaats waar nu de resten van
het kasteel zijn aangetroffen. De
gewone man bezat zoiets niet, het laat
zich eerder in verband brengen met de
oorlogvoerende ridderstand.
Wie gaat bouwen in de binnenstad van
Amsterdam kan er van op aan dat hij
bij het verrichten van de voorberei
dende grondwerkzaamheden op
onvoorziene zaken stuit. Dat kan een
niet ingetekende oude gasleiding zijn
maar ook een wetenschappelijk, en
dan vooral archeologisch, interessant
object. S ta d s a r c h e o I oog Jan Baart is
ervan overtuigd dat het hier om over
blijfselen van de kasteelmuur gaat.
Een zo vroeg te dateren stenen
gebouw kan slechts een kerk, klooster
of kasteel zijn. Voor de twee eerstge
noemde functies was het dertiende-
eeuwse Amsterdam gewoon nog te
klein. De stadswal bestond uit niet
veel meer dan gestapelde zoden,
gebakken steen kwam er niet aan te
pas. Resteert als enige mogelijkheid
inderdaad het kasteel. De bouwput die
de afdeling project-ontwikkeling van
de ABN-AMRO aan de Nieuwezijds
Voorburgwal sloeg, op een steenworp
afstand van het landelijk hoofdkantoor
van onze Bond, heeft dus toch meer
prijsgegeven dan men verwachtte. Er
wordt op zo'n moment wel het een en
ander gevergd van de bouworganisatie.
Je hoort zo'n aannemer dan gewoon
uitroepen 'Maar meneer ik kan al m'n
jongens toch niet naar huis sturen
vanwege een hoop oude stenen?'
Amsterdammers zeer geïnteresseerd
De heer /- W. Denijs, directeur van de
afdeling Stedelijk Beheer van de Stad
Amsterdam wil wel kwijt dat het een
spannende week is geweest voor zijn
dienst vlak na het blootleggen van de
oude fundering. Amsterdammers die
in de vroegste geschiedenis van hun
stad geïnteresseerd zijn lieten zich niet
onbetuigd. Op het kleine kantoor van
de stadsarcheoloog aan de Nieuwe
Prinsengracht heeft de telefoon niet
stil gestaan en werden vele schrifte
lijke reacties ontvangen. De algemene
tendens was, dat men vond dat een
dergelijk belangrijk archeologisch
monument niet verloren mocht gaan.
Sterker nog men bepleitte opname van
de resten in de voor iedereen toegan
kelijke recreatieve, cultuurhistorische
infrastructuur van de stad. De stads
archeoloog wil dat zelf ook, maar hij
stelt tegelijkertijd zijn eisen. Als de
overblijfselen toegankelijk en zicht
baar worden, dan wèl op een respecta
bele manier. Geen slecht gemarkeerde
glasplaat in de grond waardoor men,
na eerst door de knieën te zijn gegaan,
met veel geluk wat stenen in het half
duister kan zien liggen. Te denken valt
volgens hem bijvoorbeeld aan het
restaureren van de drie monumenten
in de Dirk van Hasseltssteeg en een
daarvan als ingang voor een blijvende
ondergrondse tentoonstellingsruimte
te gebruiken. Men kan dan via de
kelder bij de fundering komen. De
heer Denijs vreest dat de combinatie
van verschillende fasen uit de geschie
denis van de plek niet bij iedereen
even goed zal vallen. Bij de afdeling
Stedelijk Beheer zijn dienaangaande al
enkele kritische geluiden vernomen.
Ons verbaast dat eerlijk gezegd enigs
zins. Natuurlijk zal er vanuit een
kelder, die 'maar' vierhonderd jaar