Literatuur
Administratie-gebouw van het Slachthuis
gebouwen verrijst, waar het vee niet
alleen kan worden aangevoerd,
gekeurd en geslacht, maar waar ook
ruimten zijn voor opslag en verdere
verwerking. Zo is het Leidse slacht
huis één van de eerste met een koel
huis. Verder verrijzen op het terrein
stallen, een kantoor en een woning
voor de directeur.
De belangrijkste latere aanbouw
stamt voor een groot deel uit de
jaren dertig, wanneer een afzonderlijk
varkensslachthuis met stal verrijst, het
bestaande koelhuis wordt vergroot en
ook een koel- en vriësruimte voor
andere producten dan vlees wordt
gebouwd. Later volgt onder meer
modernisering van de was- en kleed
ruimte voor het personeel en worden
garages, een rijwielstalling en een
archiefruimte gebouwd.
Het gemeentelijk slachthuis heeft het
de eerste decennia niet makkelijk: pas
in 1921 staat voor het eerst een batig
saldo in de boeken.
Dat zou vooral de verdienste zijn van
de man die ruim dertig jaar directeur
is, zo valt te lezen in een naslagwerk
over de vleesvoorziening in Leiden.
Directeur ook actief in
Dierenbescherming
Terwijl dagelijks honderden koeien en
varkens aan hun einde komen in zijn
abattoir is deze W. Stuurman frappant
genoeg in zijn vrije tijd actief voor de
dierenbescherming.
Onder Stuurman gaat het het slacht
huis voor de wind, maar vanaf de
oorlogsjaren lopen de verliezen weer
op. Tijdens de Tweede Wereldoorlog
zijn in de stallen Duitse troepen gele
gerd. Noodgedwongen werkt het
slachthuis voor de Duitsers als op
haar terrein een
'Wehrmachtsfleischausgabestelle'
wordt gevestigd. Er zijn echter ook
andere gebruikers van het complex:
een tijd lang vindt een illegale groep
onderdak in de stallen. Verder worden
op het terrein dienstauto's, radio's en
fietsen verborgen om vordering te
voorkomen.
Na de oorlog houden de verliezen aan.
De gemeente blijft het verlies steeds
keurig bijpassen, zodat de werkgele
genheid van de tientallen mensen die
er werken niet in gevaar komt. Over
het aantal mensen dat er in de loop
der jaren heeft gewerkt zijn weinig
gegevens voorhanden. In de jaren
vijftig zijn het er steeds minimaal
veertig en waarschijnlijk is dat aantal
in latere jaren licht toegenomen. De
directie zit in elk geval niet stil. Zo
wordtin 1962 de varkensslachthal
geschikt gemaakt voor het slachten
van export-kalveren en in 1965 krijgt
het Leidse slachthuis een EEG-erken-
ning. De verandering van de vlees-
keuringswet in 1978 betekent een
grote tegenslag. Veel inkomsten
verdwijnen, omdat een landelijke
vleeskeuring wordt ingevoerd.
Herkeuring van vlees uit een ander
deel van het land is dan niet meer
noodzakelijk. Veel openbare slacht
huizen in Nederland komen de jaren
daarna in particuliere handen. Ook het
Leidse abattoir ontkomt daar niet aan.
Op 1 juli 1980 nemen drie particuliere
slachterijen het gemeentelijke slacht
huis over.
Sloop dreigt
Sloop van het complex dreigt nu
de slachters die het exploiteren naar
andere bedrijfsruimte op zoek zijn.
De gemeente heeft haar oog al op het
terrein laten vallen als locatie voor een
nieuwe woonwijk, omdat het terrein
aan de rand van de binnenstad daar
voor zeer geschikt lijkt. Twee jaar
geleden herkende de Stichting
Industrieel Erfgoed Leiden al de
waarde van het complex. Stiel schreef
een rapport, waarin zij concludeert dat
gedeeltelijke sloop waarschijnlijk
onontkoombaar is. De stichting pleit
echter voor behoud van een aantal
karakteristieke onderdelen, die dan
ook op de gemeentelijke monumen
tenlijst geplaatst zouden moeten
worden.
(De gemeentelijke monumentencom
missie heeft dat verzoek pas onlangs
in behandeling genomen).
Stiel geeft ook aan hoe delen van
het complex opnieuw gebruikt kunnen
worden. Zo zijn de voormalige direc
teurswoning en het administratie
gebouw te gebruiken als woonhuizen,
het kantinegebouw is geschikt om een
winkel of horeca-gelegenheid in te
vestigen, terwijl de hoofdtoegang en
het terrein-afscheidingshek bewaard
kunnen blijven als toegang tot de
nieuwe woonwijk. Ook de noodslacht-
hal en het stalgebouw hoeven volgens
Stiel niet te worden gesloopt. Deze
ruimtes kunnen dienst doen als
bedrijfsruimte of verenigingsgebouw.
De directeurswoning, het kantine
gebouw en het administratiegebouw
hebben samen een hoge ensemble-
waarde, schrijft Stiel. Hoewel enkele
panden opgetrokken zijn in een nu
niet meer voorkomende utiliteitsbouw
schuilt de waarde van het complex niet
primair in de architectuur. Daarvoor
zijn in latere jaren teveel verbouwingen
uitgevoerd. Een van de laatste was
direct ook een van de meest in het oog
lopende, toen in 1959 een deel van het
karakteristieke hekwerk verdween.
Van belang is dat het slachthuis gedu
rende bijna een eeuw een van de grote
stedelijke voorzieningen was. Het lijkt
onontkoombaar dat het uit de stad
verdwijnt, maar dat hoeft geen reden
te zijn om dan ook direct alle fysieke
sporen uit te wissen. Het slachthuis
is een belangrijk onderdeel van de
recente sociaal-economische geschie
denis van Leiden. Sloop van onderde
len die nog goed voor andere bestem
mingen geschikt te maken zijn is dan
ook onnodig. De nieuwe gemeente
raad wacht een schone taak.
Als ik voorts wilde optellen wat voor
zaken men al niet van een koei har
horenshairen en darmen kan maken ik
geloof, dat al je gezamenlijke leien ermee
vol zouden raken (De Schoolmeester)
Schneider, J. W. 'Slachten en keuren.
Schets van de vleesvoorziening der
stad Leiden van de middeleeuwen tot
de huidige tijd'. Leiden 1953 (71-88)
Taakgroep selectie Stiel,
'Slachthuiscomplex heeft monumen
tale waarde' in: Stielz augustus 1992.
Leiden 1992 (3-7)
Ericjan Weterings is medewerker van cle
Stichting Industrieel Erfgoed Leiden