Kans op succes?
Scherpere selectie
Enthousiasme gemeenten afgestraft
Ledenkaart 1994
ingelopen en liefst negen van de tien
rijksmonumenten van voor 1850
ingrijpend zijn hersteld. Gemiddeld
moet er dan de komende tien jaar 360
miljoen per jaar worden geïnvesteerd.
Als dat gebeurt behoeft de veertig jaar
daarna slechts zo'n 50 miljoen in die
monumenten te worden gestoken. Gaat
het de eerste tien jaar om echte restau
ratie-behoefte, daarna kan namelijk
grotendeels worden volstaan met een
onderhoudsprogramma. Telt men
daar echter het benodigde geld voor
de jonge rijksmonumenten van na
1850 bij op, dan is 400 miljoen per jaar
nodig tot 2005 en 120 miljoen daarna.
Bij deze bedragen gaat het om de
totale restauratie-behoefte, in de leni
ging waarvan zowel overheid als parti
culieren, deels nt.b.v. het Nationaal
Restauratiefonds, investeren. De
particuliere investeringen worden
geschat op vijftig procent.
Dit betekent, dat het budget van het
ministerie van WVC gedurende die
tien jaar zo'n 194 miljoen per jaar
moet bedragen.
Na 2005 moet WVC 42 miljoen
per jaar beschikbaar stellen.
Die 194 miljoen lijkt veel omdat het
huidige budget vanaf 1980 is terugge
lopen van 226 miljoen tot ruim 80
miljoen nu. Maar, en dat maakt dit
scenario toch reëeler dan men zou
denken, van die benodigde 194
miljoen vloeit liefst driekwart weer
terug in de schatkist als gevolg van
hogere belastingopbrengsten.
Buitendijk kiest voor een uitvoerings
termijn van tien jaar.
Natuurlijk kan men de uitvoering ook
over een langere periode uitsmeren,
maar dan, stelt hij, moet je je beleids
doelstelling fundamenteel gaan
bijstellen en accepteren, dat er echt
beschermde rijksmonumenten verlo
ren mogen gaan.
Wat zijn nu de kansen op realisatie van
dit scenario?
Minister d'Ancma zei bij de presentatie
van dit onderzoek, dat zij niet kon
beloven, dat zij de miljarden van
Buitendijk één, twee, drie op tafel kan
leggen. Wel gelooft zij, dat deze studie
een goede onderbouwing kan vormen
voor een financiële injectie gedurende
de volgende kabinetsperiode. In het
voorjaar komt zij met een Strategisch
Plan, waarin zij daarvoor het funda
ment legt.
Dit plan komt precies op het goede
moment. Juist op tijd voor de kabi
netsformatie. Heemschut kwam met
zijn adres aan de minister (zie het
december-nummer) trouwens ook op
het juiste moment. De minister krijgt
nu een prachtige kans om haar liefde
voor het monument nog eens te bewij
zen via haar politiek testament.
Die liefde werd op 2 december in de
Beurs van Berlage bedekt met een
lichte ironie, toen de bewindsvrouw
stelde, dat bij de inventarisatie van
jonge bouwkunst het 'draagvlak voor
de monumentenzorg in korte tijd wel
verdacht snel was gegroeid'.
Opeens 165.000 monumenten erbij,
waarvan er overigens maar zo'n
18.000 de status van rijksmonument
zouden halen.
Maar zelfs dat is de minister nog wat
te gortig. Laten we wel zijn, het in
kaart brengen van cultuurhistorische
waarden is één, vond ze, maar die ook
alle voor financiering in aanmerking
laten komen is iets anders. Natuurlijk
moet een samenleving bereid zijn zich
sterk te maken voor zijn cultureel
erfgoed. Je moet je hand echter niet
overspelen door te veel te willen
beschermen, want dan krijgt het
monument last van inflatie en verlies
je als politicus je geloofwaardigheid,
aldus de minister.
Zij kondigde daarom aan de selectie
criteria nog eens te expliciteren. Was
eerder al het criterium 'van algemeen
belang' aangescherpt tot 'van natio
naal belang', een verdere aanscherping
moet worden gevreesd en directeur
Asselbergs van de Rijksdienst had het al
over 14.500 nieuwe jonge rijksmonu
menten in plaats van 18.000. Hij zou
bijvoorbeeld nauwkeuriger gaan
tellen, vertelde hij de Volkskrant.Daar
hoeven we niet zo bang voor te zijn
want als voorbeeld gaf hij de
Amsterdamse Spaarndammerbuurt,
waar drie bouwblokken staan van resp.
De BazelKlinkhamer en De Klerk. Die
wilde hij wel als één ensemble
beschouwen en niet als drie objecten.
Als je zo telt kan de liefhebber van
jonge bouwkunst best gelukkig zijn.
Uit het onderzoek van ir.Buitendijk
wil ik tenslotte nog twee belangrijke
resultaten lichten.
De onderzoeker concludeert o.m., dat
veel meer dan tot nu toe wordt beseft,
de gemeenten een actief en succesvol
monumentenbeleid voeren. Niet
alleen als doorgeefluik voor subsidies
maar ook steeds meer in de vorm van
een eigen beschermingsbeleid. Het
succes ervan ligt vooral in de verwe
venheid met de stadsvernieuwing en
het directe contact met eigenaren en
gebruikers. Heel treurig is echter, dat
deze succesfactor de gemeenten dreigt
te ontvallen omdat het stadsvernieu
wingsfonds op termijn verdwijnt en zij
vanaf hetjaar2005 daaruit niet langer
kunnen putten, ook niet t.b.v. monu
menten. Dit probleem is des te groter
omdat nu reeds de bijdragen uit dit
fonds aan kleinere gemeenten
afnemen. En dat terwijl naar verhou
ding de grootste restauratie-opgave
ligt bij kleinere gemeenten tot 30.000
inwoners.
De restauratie-behoefte van de 20.000
gemeentelijke monumenten (geen
rijksmonument maar toch) bedraagt
voor de komende tien jaar liefst 900
miljoen. Voor de financiering hiervan
zijn de gemeenten zelf verantwoorde
lijk. Hoe moet dat als straks het stads
vernieuwingsfonds weg is?
Gemeentelijk enthousiasme wordt in
feite afgestraft.
Over de beschermde stads- en dorps
gezichten is de studie tenslotte tame
lijk optimistisch. Bijna 70 procent van
het oppervlak in Nederland aan deze
gezichten kan zichzelf in stand
houden. Het resterende oppervlak
vergt echter de komende tijd intensief
beleid, gericht op het verder inlopen
van de in het verleden ontstane schade.
Bij 6 procent van het oppervlak zijn de
problemen zo groot, dat inzet van
extra, specifieke, overheidsinstrumen-
ten noodzakelijk is.
Het openbaar gebied in beschermde
gezichten -kades, bruggen etc.- krijgt
veel aandacht: 82 procent verkeert in
uitstekende staat maar voor de reste
rende 18 procent is toch nog zo'n 211
miljoen nodig.Opmerkelijk is nog, dat
vooral de grotere gemeenten twijfelen
aan de effectiviteit van het instrument
van het beschermde stads- of dorpsge-
zicht.Op de inzet van andere beleids
instrumenten zal het ministerie van
WVC nog terugkomen.
Gehecht aan de acceptgiro-kaart
treft u uw lidmaatschapskaart van de
Vereniging tot bescherming van
cultuurmonumenten 'Heemschut'
aan.
Zoals reeds eerder vermeld in het tijd
schrift en bij de ledenwerfactie, streeft
Heemschut naar meer ledenservice.
Wij zijn in onderhandeling met de
Stichting Museum Jaarkaart om voor
delige kortingen te bewerkstelligen;
enkele musea hebben reeds een reduc
tie op de entree-prijs toegezegd.
Eveneens is het de bedoeling te trach
ten niet voor iedereen toegankelijke
monumenten, voor Heemschut-leden
wel toegankelijk te maken.
Tenslotte is de ledenkaart van belang
voor het bijwonen van de Algemene
Vergadering van leden, die dit jaar op
28 mei om 14.00 uur te Leiden in het
Boerhaave-museum wordt belegd,
met daarbij een zeer interessant
programma in het museum, o.m. een
lezing en een rondleiding. Op vertoon
van uw ledenkaart is de toegang gratis!
Wij hopen, dat u uw contributie
middels de acceptgiro per omgaande
aan ons overmaakt.
Door verandering van het computer
programma bij Waanders te Zwolle,
wordt deze acceptgirokaart eerst nu
i.p.v. december jl. aangeboden.
De bijna 1200 nieuwe leden, hebben
de contributie reeds voldaan, waar
voor onze hartelijke dank.
B.J.M. Duim.el
Algemeen Directeur Bond Heemschut