Restauratiebudget substantieel verhogen
Dringend beroep Heemschut op minister d'Ancona n.a.v. presentatie 'Opgave Monumentenzorg' tot jaar 2005
In een brief aan minister d'Ancona doet de Bond Heemschut een dringend
beroep op haar het restauratiebudget substantieel te verhogen. Dit n.a.v. de
presentatie van de 'Opgave Monumentenzorgtot het jaar 2005 op 2
december in de Amsterdamse Beurs van Berlage.
Uit de gepresenteerde Restauratie-opgave blijkt, dat van elke tien
rijksmonumenten er inmiddels zes in goede staat verkeren. Drie van de tien
zijn binnen tien jaar nodig aan restauratie toe. De restauratie-achterstand
kan worden ingelopen als tussen 1995 en 2005 bijna 400 miljoen aan
restauratie-geld beschikbaar komt voor de oude en jonge bouwkunst. Negen
van de tien rijksmonumenten kunnen dan in 2005 zijn gerestaureerd, ervan
uitgaand dat het aantal monumenten na selectie van nieuwe jonge
monumenten groeit tot 61.000.
Dit betekekent, dat WVC jaarlijks ruim 190 miljoen beschikbaar moet stellen
terwijl dat bedrag nu is geslonken tot 8 0 miljoen per jaar. Als het Rijk zijn
huidige beleid voortzet zullen in 2005 niet negen maar slechts zeven van de
rijksmonumenten van voor 1850 zijn gerestaureerd. In dat geval komt de
jonge bo'uwkunst in het geheel niet aan bod. Rekening houdend met dreigende
schade, als niet tijdig wordt gerestaureerd zal de monumentenzorg er in 2005
slechter bij staan dan nu. Er zal dus iets moeten gebeuren.
Hieronder volgt de brief:
Mevrouw de Minister,
De Bond Heemschut stelt er prijs op
zijn waardering uit te spreken voor het
onafhankelijke en objectieve onder
zoek naar de feiten omtrent de staat
van de Nederlandse monumenten,
teneinde te kunnen vaststellen de
opgave voor het beleid op het terrein
van de monumentenzorg tot het jaar
2005. Uwerzijds zal dit resulteren in
een nog op te stellen 'Strategisch plan
voor de monumentenzorg'.
Vooral de afgelopen twintig jaren is
vele malen en bij veel gelegenheden
nadrukkelijk in woord en geschrift
door de Bond Heemschut ter voldoe
ning aan zijn statutaire doelstelling
geattendeerd op de tekorten en noden
op het terrein van de monumentenzorg.
Gedurende deze periode is de
erkenning, van het belang van de
Nederlandse monumentenzorg alom
toegenomen, zowel het culturele, het
economische, het toeristisch-recre-
atieve als het planologische belang.
Nota's en beleidsplannen van
gemeenten en provincies, journalis
tieke en publicitaire producties, massa
evenementen als Kerkepaden en Open
Monumentendagen getuigen hiervan.
Ook de minister-president verklaarde
op 29 september 1988 te
's-Gravenhage op het symposium
'Monumentenzorg op het breukvlak
van twee eeuwen', vanzelfsprekend
namens het kabinet: 'Wij naderen ras
het laatste decennium van deze eeuw.
Het is goed dat wij ons bewust bezig
houden met de toekomst van onze
monumenten, ons cultuurhistorisch
erfgoed; met een beleid dat voor de
monumenten een volwaardige plaats
inruimt. Zij zullen vitaal blijven en
belangrijke en veelzijdige maatschap
pelijke functies vervullen. Door het
directe monumentenzorgbeleid van
alle overheden, maar ook door het
milieubeleid, het natuur- en land-
schapsbeleid en het onderwijsbeleid.
Inderdaad, monumenten moeten ons
een zorg zijn!'
Indachtig deze woorden doet de Bond
Heemschut, nu met het verschijnen van
het evaluatierapport en de vaststelling
van de restauratie-opgave een mijlpaal
in de geschiedenis van de monumen
tenzorg is bereikt, een klemmend
beroep op U in het op te stellen 'Stra
tegisch plan voor de monumenten
zorg' de politieke erkenning van het
belang van de monumentenzorg, een
erkenning die maatschappelijk al zo
lange tijd bestaat, in de vorm van een
substantiële verhoging van het restau
ratie-budget te laten doorklinken.
Op 27 mei 1992 heeft de monumen
tenwereld de noodklokken letterlijk
laten luiden, waar alle aanleiding toe
bestond gelet op het sterk gedaalde
Rijksbudget voor de monumentenzorg.
Moge door Uw beleidsmaatregelen dit
klokgelui in 1994 niet meer nodig zijn.
De kritieke fase waarin de
Nederlandse monumentenzorg zich
bevindt geeft ons aanleiding tot het
maken van een vergelijking met de
staat waarin steden en dorpen zich
in de zeventiger jaren bevonden.
De derde Nota op de Ruimtelijke
Ordening proclameerde toentertijd
de noodzaak van een grootschalige
inhaaloperatie op het terrein van de
stads- en dorpsvernieuwing. De poli
tieke erkenning van deze noodzaak
leidde toen tot een beschikbaarstelling
van vele miljarden aan overheids
bijdragen. De vierde Nota op de
Ruimtelijke Ordening codificeerde
het belang van de monumentenzorg
in het kader van het ruimtelijk beleid
inzake de dagelijkse leefomgeving (zie
P.K.B. Dalo 2, punt 3). Deze erken
ning van het monumentenbelang in
de vierde Nota op de Ruimtelijke
Ordening rechtvaardigt een beleids
ontwikkelingsstrategie voor het
Nederlandse monumentenbestand
zoals eertijds tot stand kwam ten
behoeve van de in verval geraakte
steden en dorpen.
De Bond Heemschut spreekt dan ook
de gerechtvaardigde verwachting uit
dat door Uw toedoen de talloze in
verval geraakte monumenten van
cultuur binnen afzienbare tijd in een
normale staat zullen worden gebracht.
Eerst dan zal het woord van de minis
ter-president 'Inderdaad, monumen
ten moeten ons een zorg zijn' ook
politieke zin krijgen.
In 1961, bij de parlementaire behan
deling van de Eerste Monumentenwet
in de Eerste Kamer merkte een afge
vaardigde op: 'Het is simpele Eerste
Kamer-wijsheid, dat geld de zenuw
is van de monumentenzorg.'
De Bond Heemschut acht deze
eenvoudige wijsheid ook nu nog
zeer actueel.
De Bond Heemschut ziet Uw
'Strategisch plan voor de monumen
tenzorg' met grote belangstelling
tegemoet, en verwacht dat de kwalita
tieve vernieuwing van de monumen
tenzorg eveneens met voortvarendheid
ter hand zal worden genomen.
Met de meeste hoogachting.
Namens het Bestuur van de Bond
Heemschut
mrE. Dienaar, secretaris