Grote achterstand bij restauratie
monumenten
JAAP KAMERLING
De komende tien jaar is gemiddeld ruim 400 miljoen gulden per jaar nodig
om noodzakelijke restauraties aan monumenten te verrichten en die zo voor
verder verval te behoeden.
Dit blijkt uit de door WVC gepubliceerde onderzoeken naar monumenten
zorg. WVC trekt jaarlijks slechts 78 miljoen uit voor restauratie-subsidies.
'Cijfers nog geflatteerd'
Toestand stads- en dorpsgezichten
redelijk
Informatievoorziening onvoldoende
Studiedag: In monumenten geloven
Het Nationaal Contact
Monumenten, waarin ook Heemschut
participeert, noemt in een reactie de
forse bezuingingen de laatste jaren op
monumentenzorg daarom onterecht.
Het voortbestaan van veel monumen
ten is hierdoor in gevaar gekomen.Een
extra investering is hard nodig om de
achterstand in te lopen.
Dit blijkt uit de eerste fase van het
onderzoek, dat WVC houdt in het
kader van een 'Strategisch plan voor
de Monumentenzorg'. Hierin wordt
de opgave waarvoor de monumenten
zorg zich de komende jaren gesteld
ziet geschetst. Minister d'Ancona zal
daarover eind 1993 een standpunt
bepalen, als ook de tweede fase van
het onderzoek klaar is.
Volgens het NCM geeft het beno
digde bedrag van 400 miljoen per jaar
in feite nog een geflatteerd beeld te
zien. Ongeveer 10 procent van de
beschermde monumenten is niet
in het onderzoek betrokken en de
duizenden nog te beschermen jonge
monumenten, die de komende jaren
als zodanig worden aangewezen zijn
nog niet meegerekend. Bovendien
gaat men er in het onderzoek vanuit,
dat de monumenten optimaal zullen
worden onderhouden maar de kosten
daarvan zijn buiten beschouwing
gelaten.
De subsidies hadden de laatste tien
jaar niet gehalveerd moeten worden
maar juist verhoogd. Dat dit niet
gebeurd is heeft volgens het NCM tot
de grote achterstand van dit moment
geleid.
Het onderzoek, dat wordt gedaan,
betreft de restauratiebehoefte van
oudere monumenten(van voor 1850),
de conditie van beschermde stads- en
dorpsgezichten, een simulatie van het
Monumenten Selectie Project(selectie
van jonge bouwwerken, die rijksmo
nument zouden moeten worden), en
de in het verleden geleverde prestaties
op financieel en beleidsmatig terrein.
De subsidiabele restauratie-kosten
bedragen de komende vijftig jaar voor
43.000 rijksmonumenten 5.2 miljard
gulden, voor de 20.000 gemeentelijke
monumenten 1.5 miljard en voor de
1000 provinciale monumenten 92
miljoen.
Ongeveer tweederde van die bedragen
moet echter al de komende tien jaar
besteed worden, op straffe van het
riskeren van vervolg-schade, schrijft
minister d'Ancona in een begeleidende
brief aan de Tweede Kamer.
Opmerkelijk is, dat de conditie van de
beschermde stads- en dorpsgezichten
redelijk is, zo blijkt uit het onderzoek.
Zestig procent van de gezichten kent
geen geen problemen, bij 2 8 procent is
een achterstand geconstateerd en bij
12.5 procent is sprake van een structu
rele achterstand.
De meeste gebieden (68 procent)
houden 'zichzelf in stand.
Voor ongeveer een kwart geldt, dat
met een normaal of verhoogd restau
ratieprogramma, in samenhang met
een actief proces van stadsvernieuwing,
de achterstand in 2005 kan zijn ingelo
pen.
Voor zes procent van het gebied zijn
extra maatregelen noodzakelijk. Het
onderzoek is gebaseerd op 32 repre
sentatieve bestaande gezichten
verspreid over 32 gemeenten en 18
gezichten ,die door provinciale of
gemeentelijke teams zijn voorgedra
gen als waardevol gebied in het kader
van de Jonge Bouwkunst.
Ook het openbaar gebied in de
beschermde gezichten vraagt extra
aandacht. De meerkosten van het
openbaar gebied in oudere stads- en
dorpsgezichten ten opzichte van de
gemiddelde stadsvernieuwingsgebie
den worden geschat op 211 miljoen.
Dit bedrag dient aangevuld te worden
met meerkosten van specifieke
cultuur-historische elementen zoals
grachten, kaden en muren, die per
gemeente zeer specifiek zijn.
De Vereniging van Nederlandse
Gemeenten heeft de extra kosten van
de monumentenzorg in stadsvernieu
wingsgebieden begroot op tenminste
27 miljoen. Dit terwijl WVC vorig
jaar onder druk van de bezuingingen
haar bijdrage aan het stadsvernieu
wingsfonds van 26 miljoen, juist
introk. Terecht heeft de VNG daarom
de Tweedè Kamer weer om de terug
keer van dit niet onbelangrijke potje
gevraagd.
Uit de simulatie van het Monumenten
Selectie Project is gebleken, dat er
tussen de geinventariseerde bouw
werken uit de periode 1850-1940
veel meer potentiële monumenten
zitten dan eerst werd aangenomen. De
toekomstige uitbreiding van het aantal
monumenten zal daardoor op ca.
29.000 objecten en complexen uitko
men in plaats van de verwachte
16.500.
Ook zullen er'geen 165 maar 250
beschermde stads- en dorpsgezichten
bijkomen.
Interessant is tenslotte, dat minister
d'Ancona schrijft, dat het dringend
noodzakelijk is om tot structurele
verbeteringen in de informatievoor
ziening rond de monumentenzorg te
komen.
Op vrijdag 10 september 1993 wordt
in De Vereniging te Nijmegen een
studiedag gehouden over het thema
'In monumenten geloven'. Gedurende
de dag wordt de problematiek bespro
ken van de religieuze bouwkunst: het
cultuurhistorische belang, de proble
men op het gebied van de restauratie,
het onderhoud en het 'moderne'
gebruik. Als inleiders zullen optreden
drs. P. Ie Blanc (katholieke Universiteit
Nijmegen), prof. dr. R. Lemaire
(Katholieke Universiteit Leuven)
en dr. ir. E. Hoogenberk (architect),
's Middags is de gelegenheid tot het
gratis bezoek van enkele musea in de
gemeente Nijmegen waar exposities
over religieuze bouwkunst zijn inge
richt.
De kosten van de studiedag
bedragen f 50,- (inclusief koffie,
lunch, documentatie en museum-
bezoek). Aanmeldingen dienen plaats
te vinden door het sturen van een
schriftelijk bericht aan de Permanente
Conferentie voor de Europese Stads
vernieuwing, Weezenhof 37-01, 6536
HH Nijmegen onder gelijktijdige
overmaking van f 50,op ING-bank
rek. nr. 67.96.65.196 (Postbanknr.
ING-bank 1057074) t.n.v. PCES te
Maastricht o.v.v. studiedag Nijmegen.
Informatie te verkrijgen bij het secre
tariaat van de PCES: 080-440058.
17