Cultuurhistorisch toerisme: Paard van
Troje of kip met (de) gouden eieren
Steeds verder verbreidt zich het inzicht, dat het behoud van het cultureel erfgoed in
onze historische steden en dorpen ook economisch van groot belang is. Alleen al het
cidtuurhistorisch toerisme levert de staat meergeld op dan aan de instandhouding
van monumenten wordt uitgegeven. Datzelfde toerism,e heeft echter veel negatieve
effecten en kan leiden tot verstikking en het 'verkitschenvan historische
binnensteden.
Kan het cultuurhistorisch toerisme als ''de kip met de gouden eierenworden gezien
of haal je er het Paard van Trojemee binnen.
JAAP KAMERLING
Dat was het thema van de Nationale
Monumentenstudiedag, die het
Nationaal Contact Monumenten
dit jaar in de Lebuïnuskerk in de
Hanzestad Deventer organiseerde.
Centrale vragen deze dag waren 'hoe
wordt die monumentale gastvrijheid
eigenlijk betaald' en in hoeverre zijn
toerisme en monumentenzorg eikaars
vijanden danwel bondgenoten.
De Belgische inleider Baron A. van den
Abeele, oud-schepen van Brugge en
voorzitter van het Centrum voor
Monumentenzorg aan de Katholieke
Universiteit van Leuven ziet aan het
cultuurhistorisch toerisme veel
nadelen kleven. Dit toerisme is hard
op weg de eerste plaats onder de
economische activiteiten in te
nemenMaar het gevaar, dat het
toerisme zich tegen zichzelf keert is
bepaald niet denkbeeldig.Het cultu
reel erfgoed dreigt te verworden tot
een 'product', dat men op de 'markt'
brengt en daarvoor is het niet in de
eerste plaats bedoeld.
Veel bewoners van historische steden
en dorpen laten tegenwoordig de
handelsgeest prevaleren boven de
authenticiteit van het monumentale
erfgoed, dat dreigt te worden over
spoeld door het massa-toerisme. Dit
spitst zich toe op de meest prestigi
euze monumenten, die het dan ook
zwaar te verduren krijgen. Elke dag
voeren tientallen, soms honderden
autobussen en duizenden auto's
massa's bezoekers aan; van tien uur 's
ochtends tot zes uurs middags is het
een drukte van jewelste maar voor en
na die spits en buiten het toeristensei
zoen ligt de door toerisme overwel
digde stad er verlaten bij.
Locale handelaars hebben, betoogt de
oud-schepen van de toeristentopstad
Brugge, allang begrepen, dat de
toeristen vrijwel uitsluitend geïnteres
seerd zijn in voorzieningen, die ook in
pretparken worden aangetroffen:
goedkope eettenten, souvenirshops,
geldwisselkantoortjes. Vroeger rijk
gevarieerde winkelstraten ontwikke
len zich daardoor tot typische toeris
tenstraten, die in welke stad dan ook
als druppels op elkaar lijken.
Wildgroei hotels
Een om zich heen grijpende wildgroei
van nieuwe hotels is een tweede nega
tief gevolg van het cultuurhistorisch
massatoerisme. De investeerders
willen natuurlijk allen zo dicht moge
lijk bij het aantrekkelijkste deel van de
historische stad zitten en juist dat deel
van de stad wordt min of meer
'vermoord' door de architectonisch
vaak slecht ingepaste nieuwbouw, die
zich weinig aantrekt van schaal en
maat van de historische omgeving.
Pled a terre
Een derde negatief neveneffect van
het massatoerisme is, dat mensen zo
'verliefd' kunnen raken op de mooie
historische stad, die zij 'ontdekt'
hebben, dat zij zich daar een pied a
terre aanschaffen. Gevolg is, dat de
locale woningmarkt wordt afgeroomd,
de prijzen van woningen stijgen en het
aanbod voor de permanente bewoners
sterk afneemt.Bovendien staan die
'tweede residenties' een groot deel
van het jaar leeg.
De plaatselijke handel lijdt daar
sterk onder. De bakker, de slager,
de apotheker en de huisarts hebben
weinig boodschap aan weekend
bezoekers en vertrekken, waardoor
het voorzieningenniveau voor de
gewone bewoners daalt. Op den duur
blijven alleen de handelaars en de
weekend of seizoentoeristen in de stad
over. In een stad als Venetië, waar ik
onlangs was, is dat al op schrijnende
Oud-schepen van Brugge Baron A.van den
Abeele (foto ir. B.C.van Noordwijk).
wijze bewaarheid geworden. In de stad
wonen nog maar amper 50.000
mensen, terwijl het er ooit 200.000
waren.
Van den Abeele pleitte voör tijdige
maatregelen om deze negatieve effec
ten te keren. Het initiatief moet naar
zijn mening allereerst bij de plaatse
lijke burgers zelf liggen. Zij mogen
zich niet langer blindstaren op het
kortstondige gewin van het moment
maar zullen ook naar de toekomst
moeten kijken.
Baten en lasten eerlijker verdelen
Dr.J.van Straten, als milieueconoom
verbonden aan de Katholieke
Universiteit van Brabant en gespecia
liseerd in vrijetijdswetenschap ging in
34