Jansbrug(1929-30) over de Raamvest. Plaatbrug
met twee overspanningen en gebeeldhouwde
kolommen.
Melkbrug(1886) over het Spaarne. Ongelijkarmige
draaibrug van giet- en smeedijzer.
smeedijzeren kolommen of bakstenen
pijlers, die, evenals de bakstenen land-
hoofden en vleugelmuren, werden
verfraaid met natuurstenen banden of
blokken. Bijzonder is dat deze typisch
negentiende-eeuwse constructie in
alle gevallen nog vrijwel intact is,
reparaties en kleine aanpassingen
daargelaten. De brugbalustrades
werden eveneens uitgevoerd in giet
en smeedijzer, inclusief de bijbeho
rende lantaarns, die overigens niet
meer allemaal bewaard zijn gebleven.
Opvallend rijk uitgevoerd werden de
Nassaubrug en Kruisbrug, wat te
maken heeft met de situering over de
Nieuwe Gracht, een in oorsprong
achttiende-eeuwse stadsgracht met
statige patriciërshuizen.
Plastisch-kubische stijl
Aldus wist Haarlem in de jaren tachtig
van de vorige eeuw door de aanleg van
een aantal monumentale bruggen
tussen de oude binnenstad en nieuwe
stadskwartieren, de eenheid van het
stadsbeeld te bevorderen. Eenzelfde
beleid volgde de gemeente in de jaren
twintig van deze eeuw, toen een aantal
bestaande, verouderde bruggen
diende te worden vervangen. De
meest bijzondere voorbeelden zijn de
Kennemerbrug over de Kloppersingel/
Schotersingel (1928), de Jansbrug en
de Manégebrug over de Nieuwe
Gracht (beide 1927-1930) en de Grote
Houtbrug over de Raamvest/
Kinderhuissingel (1929-1930). De
bruggen werden uitgevoerd naar
ontwerp van de Dienst Openbare
Werken, in de architectuurstijl die
deze dienst in jaren twintig toepaste
bij een gróót aantal gemeentelijke
bouwwerken, namelijk een sobere
plastisch-kubische variant op het
modernisme; met uitzondering van de
Jansbrug, die in de organische
Amsterdamse School-stijl werd
ontworpen. Zowel de Jansbrug als de
Grote Houtbrug werden voorzien van
bouwsculptuur, van de hand van
respectievelijk Theo van Reijn en
Hendrik van den Eijnde.
De Grote Houtbrug trekt het meest
de aandacht, niet alleen vanwege de
door Van den Eijnde gebeeldhouwde
hardstenen eindkolommen - die de
17de-eeuwse Haarlemse kunstenaars
Lieven de Key en Frans Hals personifië
ren - maar ook door de originele plat
tegrond, die wordt bepaald door
concave gevormde landhoofden. Dit is
niet zomaar, want de Grote Houtbrug
markeert, op de plaats van de vroegere
Grote Houtpoort, één van de oudste
en belangrijkste toegangswegen tot de
binnenstad. Al deze bruggen hebben
een constructie van stalen liggers in
gewapend beton en gewapend beton
nen landhoofden en vleugelmuren,
bekleed met baksteen en verrijkt met
natuursteen.
Draaibruggen
Het historische belang van de bruggen
uit de jaren twintig is lokaal. Daaren
tegen zijn sommige van de laat-negen-
tiende-eeuwse exemplaren wegens de
toepassing van in ijzer uitgevoerde
kolommen, liggers, balustrades,
lantaarns en ornamenten van lande
lijke betekenis. Dit geldt zeker ook
voor de twee, nog altijd functione
rende draaibruggen die Haarlem rijk
is. Beide exemplaren liggen over het
Spaarne. Zowel de Melkbrug (1886),
als de Catharijnebrug (1902-1903)
werden gebouwd naar ontwerp van
stadsarchitectjacques Leijh, in
samenwerking met respectievelijk de
Maatschappij Ijzergieterij Prins van
Oranje te Den Haag en de Koninklijke
Nederlandse Grofsmederij uit Leiden,
die verantwoordelijk waren voor de
technische constructie. Dat beide
bruggen nog altijd draaien is tamelijk
uitzonderlijk, want werkende draai
bruggen zijn in Nederlandse steden
zeldzaam geworden. Evenals de
andere Haarlemse bruggen uit die
jaren werden de Melkbrug en de
Catharijnebrug - respectievelijk van
het ongelijkarmig en gelijkarmige type
- hoofdzakelijk uitgevoerd in giet- en
smeedijzeren onderdelen. Balustrades
en lantaarns werden uitgevoerd in
neo-rënaissance stijl. Bij de
Catharijnebrug is nog het oorspronke
lijke houten, in chalet-stijl gebouwde
brugwachtershuisje bewaard gebleven.
Zonder te overdrijven kan gesteld
worden dat deze twee draaibruggen
vanwege de nog altijd functionerende
draaiconstructies in industrieel-histo-
rische opzicht unieke overblijfselen
zijn uit een vervlogen tijdperk. Maar
evenals de meeste andere Haarlemse
bruggen behoeven de ijzeren onderde
len, het metselwerk en de natuurste
nen bouwdelen hoognodig restaura
tieve werkzaamheden, opdat de
authentieke pracht en praal van deze
historische oeververbindingen kan
worden hersteld.
Met dank aan drs. J.B. Uittenhout,
sector Gemeentewerken, afd. BMA/
MB.
Wint. de Wagt is kunsthistoricus en free
lance journalist te Heemstede.
33