Haarlem
bruggen
inventariseert monumentale
WIM DE WAGT
Het onderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandse brug staat nog in de
kinderschoenen. Hoewel verschillende steden reeds inventarisaties hebben
gemaakt van hun bruggenbezit en kort geleden de Nederlandse
Bruggenstichting is opgericht, is dit deelgebied van ons industriële erfgoed nog
altijd een tamelijke onontgonnen terrein.
Het onderzoek dat de gemeente
Haarlem het afgelopen jaar heeft laten
verrichten naar bruggen uit de periode
van de jongere bouwkunst (1850-
1940) toont aan tot welke verrassingen
historisch onderzoek kan leiden. Ook
wordt duidelijk dat de restauratie van
bruggen een hoge prioriteit verdient,
vanwege het industrieel-historische
belang, maar ook omdat bruggen een
bijzondere betekenis kunnen hebben
voor het stadsbeeld.
Zoals vele andere Nederlandse steden
telt Haarlem een aanzienlijke hoeveel
heid singels, grachten en vaarten. De
stad is ontstaan aan de rivier het
Spaarne, die dwars door de binnenstad
kronkelt. Het wekt dan ook geen
verbazing dat de 'Spaarnestad' van
oudsher een grote en gevarieerde
verzameling bruggen kent. Allerlei
typen oeververbindingen zijn in de
loop van de tijd gebouwd en soms
weer gesloojat: ophaalbruggen, bascu-
lebruggen, boog- en plaatbruggen met
één of meerdere overspanningen,
traliebruggen en draaibruggen. In de
periode van de jongere bouwkunst,
toen Haarlem een aanzienlijke demo
grafische en economische groei door
maakte en de verkeerseisen snel en
drastisch veranderden, werd van
gemeentewege een aantal monumen
tale bruggen aangelegd, die tot op
heden bepalend is voor het stadsbeeld.
Vanwege deze beeldbepalende kwali
teit èn omdat enkele bruggen sporen
van verval tonen, besloot de
Haarlemse monumentencommissie in
1991 een onderzoek te starten, dat tot
doel heeft na te gaan welke bruggen
gemeentelijke bescherming verdie
nen. Het onderzoek werd verricht in
opdracht van de sector Gemeente
werken, afdeling BMA/Monumenten-
zorg. Inmiddels zijn veertien bruggen
aan een uitgebreide bouwhistorische
expertise onderworpen. De meerder
heid daarvan is voorgedragen voor
plaatsing op de gemeentelijke monu
mentenlijst.
Ceremoniële functie
In essentie vervult een brug een louter
praktische functie, namelijk de verbin-
Kruisbrug(1889) over de Nieuwe Gracht.Plaatbrug
met drie overspanningen, uitgevoerd in giet- en
smeedijzer, (foto's Jos Fielmich, Gemeentewerken
Haarlem).
ding tussen twee oevers ten behoeve
van voetgangers, wielrijders, auto- of
spoorwegverkeer. Vooral in de tweede
helft van de vorige eeuw en de eerste
drie decennia van deze eeuw kwam het
nogal eens voor dat een opvallend
gesitueerde brug dermate werd opge
tuigd, dat de oeververbinding een
welhaast ceremoniële rol kreeg toebe
deeld. Het functionele aspect werd
verbonden met de metaforische bete
kenis van 'passage' of 'toegangspoort'
tot de stad, gesymboliseerd door orna
menten in ijzer, baksteen, natuursteen
of beton. In Haarlem zijn daar enkele
fraaie voorbeelden van te vinden.
Zo werd in de jaren tachtig van de
vorige eeuw over de Leidsevaart in het
westen van de stad en over de Nieuwe
Gracht, die de binnenstad naar het
noorden toe afsluit, een interessante
reeks oeververbindingen aangelegd.
De bouw van de bruggen over de
Leidsevaart - Leidsebrug (1880-
1881), Zijlbrug (1881-ca. 1882) en
Prins Hendrikbrug (1884) - houdt
verband met de gelijktijdige aanleg
van woonwijken aan weerszijden van
deze vaart. De Nassaubrug (1884)
over de Nieuwe Gracht moest het
Nassauplein en het Kenaupark met
elkaar verbinden, terwijl de Kruisbrug
(1889) bedoeld was om een bestaande
brug te vervangen.
Al deze nieuwe bruggen werden
gebouwd naar ontwerp van de toen
malige stadsarchitect Jacques Leijh
(1856-1902). Hij zorgde ervoor dat de
oeververbindingen over deze twee
belangrijke Haarlemse waterwegen
een voorname, soms rijk gedecoreerde
uitstraling kregen, hetgeen strookte
met de poging die het gemeentebe
stuur in die periode in het werk stelde
om het stadsbeeld met bijzondere
stedebouwkundige objecten op te
luisteren.
Leijh liet de balustrades, lantaarns,
draagkolommen, consoles en orna
menten van deze bruggen uitvoeren in
de destijds populaire neo-renaissance
stijl. Daardoor sluiten de bruggen
naadloos aan bij dat deel van de
(woon)bebouwing, dat eveneens in die
stijl werd gerealiseerd. Met name de
omgeving van de Leidsevaart
kenmerkt zich om die reden - nog
altijd - door een opmerkelijke mate
van uniformiteit in het stadsbeeld.
Ook uit constructief oogpunt zijn de
bruggen kenmerkend voor de tijd van
ontstaan. Leijh voorzag de bruggen
van een draagconstructie van giet- en
smeedijzeren liggers met giet- en