Achter elke 19de-eeuwse gevel kan huis uit Middeleeuwen staan Oudste woonhuis van Nederland in Deventer Richard Kers/Jaap Kamerling 6 Bouwhistorisch onderzoek heeft uitgewezen, dat honderden monumen tale huizen en gebouwen in middeleeuwse steden als Utrecht en Den Bosch veel ouder zijn dan tot dusverre werd aangenomen. De helft van de oude stadshuizen in Utrecht dateert uit de Middeleeuwen. Ook in an dere oude steden in ons land zijn de komende tijd spectaculaire bouw historische ontdekkingen te verwachten. Deze boeiende mededeling deed drs. Koos Steehouwer van de Stichting Bouwhistorie in Den Haag op een persconferentie ter gelegenheid van de Open Monumentendag 1992. Steehouwer schreef voor de Open Monumentendag een zeer leesbaar boekje 'Bouwgeschiedenis van monumenten', een vervolg op de be kende boekjes 'Bouwstijlen herkennen' en 'Interieurstijlen'. Vol gens Steehouwer staat ons een bouwhistorische revolutie te wach ten. Achter elke '19de'-eeuwse gevel kan in principe een huis uit de 14de eeuw staan. Tot voor kort werd de bouwdatum van een huis voorname lijk afgeleid uit de uiterlijke, architec tonische verschijningsvorm. Maar dankzij bouwhistorisch onderzoek kunnen ook constructies en bouw materialen worden gedateerd en ver bouwingsfasen worden aangewe zen. Onderzoek moet over Veel onderzoek, dat voorafgaat aan restauraties zal dus over moeten. Tot voor kort ging men ervan uit, dat de meeste middeleeuwse huizen van hout waren. De woonhuizen werden echter al sinds de 14de eeuw als re gel in baksteen uitgevoerd en daar van blijken er veel meer bewaard dan men tot nu toe aannam. Het is dus onjuist, dat de Nederlandse ste den pas in de 17de eeuw hun stenen gezicht kregen. Omdat de meeste overheidsinstanties met verouderde informatie werken en te weinig on derzoek plegen, gaan er in ons land elk jaar tientallen gebouwen van his torisch belang verloren. Zo werden onlangs nog in Zwolle onder protest van Heemschut de zogeheten Kok panden gesloopt die, zo bleek later, nog uit de Middeleeuwen dateerden. Veel gebouwen worden zo ingrij pend verbouwd, dat de bouwge schiedenis ervan nooit meer te ach terhalen is. Deze snel voortschrij dende erosie van ons cultuurhisto risch erfgoed is tot dusverre geheel onopgemerkt gebleven. Een nieuwe inventarisatie van de oudere gebou wen (vóór 1850) is noodzakelijk. En dat op een moment, dat de minister van WVC heeft besloten, dat ge meenten monumenten van vóór 1850 niet meer mogen voordragen voor de monumentenlijst. De minis ter wil de jonge bouwkunst voorrang geven. Een besluit dat toch wat ge nuanceerder uitgelegd moet worden. Dit had de heer E. van Brederode, voorzitter van de Stichting Open Mo numentendag, althans van de minis ter vernomen. Diezelfde minister vond het echter niet nodig deze nu ancering in een brief aan de ge meenten mee te delen. Mevrouw M.L. Tiesinga, voorzitster van de vaste commissie voor Cultuur in de Eerste Kamer, haalde fel uit naar de overheid. Ondanks het feit, dat de monumentenzorg in Nederland hard geld nodig heeft, wordt er al jaren bezuinigd. Er is opnieuw een stuw meer van tien jaar ontstaan van res tauraties, die moeten wachten. Ze is het daarmee oneens. Cultuurmonu menten kosten immers niet alleen geld, ze brengen ook geld op. Het cultuurhistorisch toerisme levert een steeds belangrijker bijdrage aan onze economie. Jaap Kamerling Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het pand Sandrasteeg 8 in Deventer het oudste woonhuis van Nederland is. De woning stamt uit 1130 en telt twee verdiepingen. Tot nu toe werd aangenomen dat het oudste Nederlandse woonhuis zich aan het Wed in Utrecht bevond. De Utrechtse woning stamt echter uit de dertiende eeuw en is daarmee zo'n tweehonderd jaar jonger dan het huis in Deventer. Het onderzoek van het Deventer pand werd uitgevoerd onder leiding van de Rijks dienst voor Monumentenzorg in samenwerking met de gemeente De venter, de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, de Rijks dienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, de Rijksuniversiteit Lei den en de Stichting Bouwhistorie Nederland. De Deventer woning maakte vroeger deel uit van de vestinggordel rond de Lebuïnuskerk. Het huis vervulde in die tijd de functie van poortgebouw. Later werd het de ambtswoning van de proost, de vertegenwoordiger van de bisschop van Utrecht. Sindsdien draagt het pand de naam Proosdij en verwierf het pand een vooraan staande positie in het middeleeuwse Deventer. Als de restauratie van de woning is voltooid, krijgt Sandra steeg 8 opnieuw de status van woonhuis. In het pand worden zes appartementen gehuisvest en een gemeenschapsruimte. Het huis aan de Deventer Sandrasteeg werd tot voor kort bewoond door een groep krakers. Na de restauratie komt het pand in bezit van de NV Bergkwar- tier, een Deventer maatschappij die zich inzet voor stadsherstel. Bij de verbouwing zal de historische waar de van het pand intact blijven. De restauratie wordt uitgevoerd onder leiding van de Diepenveense archi tect Johan Kreek. Leeftijd Deskundigen meenden al geruime tijd dat het pand aan de Deventer Sandrasteeg tot één van de oudste

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1992 | | pagina 6