Leids Militair
Invalidenhuis
deels onder
slopershamer?
Heemschutdag
J.P. Lingen/Brieven
23
Aan de Hoge Rijndijk in Leiden, de
uitvalsweg richting Utrecht, ligt
net buiten de singels het voorma
lige Koninklijk Militair Invaliden
huis, een schepping uit 1913 van
de bekende architect C.B. Posthu
mus Meyjes (1858-1922). Het
wordt wel het Leidse Bronbeek
genoemd, maar in tegenstelling
tot het echte (Arnhemse) Bron
beek is de Leidse variant speciaal
voor de huisvesting van oud-mili
tairen gebouwd. Het is daarmee
uniek in Nederland.
Het 'Fonds ter aanmoediging en on
dersteuning van den gewapenden
dienst', dat kort na de slag bij Water-
loo was opgericht, vestigde aanvan
kelijk een tehuis voor de opvang van
oorlogsinvaliden in een voormalig
Leids weeshuis. Toen dat te bouw
vallig was geworden, werd op een
door de gemeente Leiden beschik
baar gesteld stuk grond het nieuw-
bouwplan verwezenlijkt. Het L-vormi-
ge gebouw is opgetrokken in neo
classicistische stijl, met gebruikma
king van bouwonderdelen van de
Dorische zuilenorde, heel toepasse
lijk voor een militair gebouw. Het niet
bebouwde deel van het perceel werd
als tuin voor de bewoners ingericht.
Eetzaal en serre vormen door hun
lagere bouwhoogte een harmonieu
ze overgang van het monumentale
hoofdgebouw naar de tuin. Het Inva-
Achterzijde Leids Militair Invalidenhuis.
lidenhuis is in 1988 op de gemeente
lijke monumentenlijst geplaatst. Dat
heeft het college van B&W er niet
van weerhouden zijn goedkeuring te
hechten aan nieuwbouwplannen die
sloop van een deel van het Invali
denhuis zouden betekenen: de eet
zaal en de serre. Ook een aantal
waardevolle bomen in de tuin van
het complex zal worden gekapt om
plaats te maken voor twee woon
blokken. Pand en tuin vormen een
twee-eenheid, zowel vanuit de ge
zichtshoek van de geschiedenis en
de oorspronkelijke functie van het
complex, als vanuit de gezichtshoek
van de visuele belevingswaarde die
het complex nog steeds heeft. Daar
om betekent niet alleen de sloop van
eetzaal en serre een aantasting van
de monumentale waarde, maar ook
de bebouwing van de tuin.
Ten einde de krachten tegen aantas
ting van het monument te bundelen
is in 1991 de Stichting tot Behoud
van het Koninklijk Militair Invaliden
huis opgericht. Deze stichting pro
beert onder meer - in samenwerking
met de Vereniging Oud-Leiden - om
het Invalidenhuis op de rijkslijst van
beschermde monumenten geplaatst
te krijgen. Ook maakt de stichting
optimaal gebruik van de mogelijkhe
den die bouwplan- en bestemmings
planprocedure bieden om de argu
menten tegen verwezenlijking van
de nieuwbouwplannen kracht bij te
zetten. Voorlopig wordt alleen het
hoofdgebouw tot appartementen ver
bouwd. Een definitieve beslissing
over de nieuwbouwplannen is niet
op korte termijn te verwachten.
Drs. J.P. Lingen,
secretaris Stichting tot Behoud van
het Koninklijk Militair Invalidenhuis
Met belangstelling nam ik kennis van
het voornemen op 10 oktober op de
Heemschutdag drie ledenexcursies in
Friesland te houden, voor één waar
van ik mij meteen al heb opgegeven.
Nu ben ik als oud-medewerker
van de Rijksdienst voor Oudheidkun
dig Bodemonderzoek (R.O.B.) te
Amersfoort en bestuurslid van de
Vereniging voor Terpenonderzoek
zeer nauw betrokken geweest bij de
opgravingen te Dokkum en die te
Wynaldum en meen ook op grond
van verscheidene publicaties in deze
enig recht van spreken te hebben. U
wilt het mij dan ook wel ten goede
houden dat ik enige vraagtekens zou
willen plaatsen bij de tekst van het
programma van 10 oktober. Ten aan
zien van Wynaldum zou ik willen op
merken dat het in verband brengen
van de terp te Wynaldum en de Frie
se koningen geheel misplaatst is, zo
wel uit historisch als geografisch
oogpunt. De vondst van één enkele
mantelspeld is wel een zéér pover
'bewijs'. Elders zijn er wel meer ge
vonden in de terpen. Geheel ten on
rechte schrijft men steeds weer dat
Bonifatius in 754 bij Dokkum werd
vermoord. Op grond van de contem
poraine geschreven geschiedbron
nen zowel als de opgravingen, in
1954, 1962 en 1985 door de ROB op
het marktplein te Dokkum uitge
voerd, is vast komen te staan dat de
ter plaatse aanwezige terp in één
keer werd opgeworpen - pal boven
het zogenaamde martelveld - tenein
de als voetstuk te dienen voor een
gedachteniskerk op de plek waarop
de overval plaatsvond, aan de oever
van een kreek. De bron, welke bij
het opwerpen ontdekt werd is bij de
opgravingen teruggevonden en be
vond zich binnen de in 1580 afge
broken abdijkerk. Tot aan 1580 werd
uit déze bron Bonifatius-water geput,
en uit geen andere.
Het beschouwen van de zoge
naamde Brouwers-dobbe als de éch
te 'Bonifatius-fontein' berust op een
mystificatie. Deze bron ligt circa 1200
meter van de gedachtenisterp ver
wijderd daarvan gescheiden door het
Dokkumerdiep, in 754 een zeer brede
getijdengeul. Ik zou het op prijs stel
len indien beide onjuistheden kunnen
worden gerectificeerd - Dokkum be
stond in 754 nog niets eens.
Dr. H. Halbertsma is hon. medewer
ker R.O.B.