Alblasserwaard grotendeels gaaf gebleven
aaa
Ha
m
H.A. de Kok
30
De Alblasserwaard en de grote Waard van Zuid-Holland, het grote ge
bied ten noordoosten van Dordrecht, zijn met een verschil van enkele
decennia in de 12e en 13e eeuw ongeveer gelijktijdig in cultuur ge
bracht. Kenner van dit gebied bij uitstek H.A. de Kok beschrijft hieron
der de wordingsgeschiedenis en constateert, dat het oorspronkelijke
landschap vrijwel geheel bewaard is.
De twee waarden, van elkaar ge
scheiden door de Merwede, verschil
den in landschappelijk opzicht vóór
de ontginning niet zoveel van elkaar.
Het was een uitgestrekt veengebied.
De 'landsheerlijke wildernis'. Het
veen in deze streken wordt door de
geologen 'broekveen' genoemd.
Door de snel stijgende zeespiegel na
de laatste ijstijd 10.000 jaar geleden
heeft tot aan de ontginning een enor
me veengroei plaatsgevonden. De
onderlaag, op de pleistocene zand
laag op gemiddeld 10 meter diepte,
wordt het basisveen genoemd. Een
harde, mede door de zware belas
ting ingeklonken laag.
Het gebied werd steeds over
stroomd. De afzetting door de rivie
ren van het vruchtbare slib was de
oorzaak van de welige groei van het
'elzenbroek'. Eeuw na eeuw ging dit
zo door.
De Brandwijkse Donk: pleistocene opduiking, bewoond
vanaf 4500 v.Chr. (foto's Ewoud Klop)
Rivierduinen
Deze veenbedekking was echter niet
zo maar een uitgestrekte egale laag
die zich over dat oude pleistoceen
heen vlijde. Vóór die tijd waren,
vooral in het gebied wat nu Alblas
serwaard heet, ontelbare rivierdui
nen opgestoven. Sommige wel meer
dan twintig meter hoog. In tegenstel
ling tot het veen, waarop wilgen,
populieren en elzen de overhand
hadden, groeiden op deze duinen,
'donken' genaamd, overwegend ie
pen, eiken en essen.
Dóór het veen en langs die don
ken stroomde het rivierwater door
een steeds veranderend en meande
rend geulenstelsel westwaarts naar
de Noordzee.
Het onstuimig groeiende veen
heeft in de ruim 7000 jaar dat het
doorgroeide bijna alle met zand en
klei gevulde geulen toegedekt, even
als de minder hoge donken. De jong
ste rivieren zijn gebleven, de Lek en
de Merwede. En de hoogste donken
steken nog met hun toppen boven
het landschap uit.
En zo ontstond de Alblasserwaard,
omarmd en ingeklemd door de beide
grote rivieren in het zuiden en het
noorden, met in het westen de
Noord. Een plat veenweidegebied,
met hier en daar een vreemd aan
doende zandbult, alles afhellend
naar het westen. Ónder de zeespie
gel, in het oosten, maar nét eronder
en in het westen ruim anderhalve
meter onder NAP.
Tevens zijn er door de inklinking na
de ontginning, oude verlande rivieren
en veenstromen zichtbaar geworden.
Ze lopen van oost naar west. De
meest merkbare is de zogenaamde
Schoonrewoerdse rug, welke tot aan
Bleskensgraaf zichtbaar is in het land
schap. Het zijn zandbanen, bedekt
met een dun laagje jongere klei.
Langs de rivieren kleiige oevers,
soms bijna een meter dik, maar ver
der naar het midden van de waard,
noordwaarts, is 47% van de opper
vlakte hoogstens 25 cm klei op veen.
43% van de oppervlakte is puur veen,
3% bestaat uit stroomruggronden (die
verlande rivieren dus), 3% is kom-
grond, 1 is pleistocene zandgrond
(de donken) en 1 is overslaggron-
den (vanwege dijkdoorbraak). En dan
nog 2% uiterwaardgronden. Het totale
gebied beslaat ruim 28.000 ha. Het in
woneraantal van de Waard bedraagt
ongeveer 155.000.
Na de diverse herindelingen in de
loop van de tijd zijn er in de Waard
slechts negen officiële gemeenten: Al
blasserwaard, Nieuw-Lekkerland, Pa-
pendrecht, Graafstroom, Sliedrecht,
Hardinxveld-Giessendam, Giessen-
landen, Gorinchem en Liesveld.
Er zijn drie steden in dit gebied: Go
rinchem, Nieuwpoort en Ameide. De
beide laatste behoren tot de gemeen
te Liesveld. Het grondgebruik van de
Alblasserwaard is voor het grootste
Ottoland. Polderscheidingskade langs een veenstroompje, waarvan bij de ontginning in de 13de
eeuw gebruik werd gemaakt.
s??' i'