15
Hert kantoor van het Rijks Oudheidkundig Bodeminstituut te Amersfoort
'Mijn kritiek richt zich niet zozeer op
de expansie van stadscentra, maar
op de platvloersheid en de opper
vlakkigheid waarmee ontwikkelingen
gestimuleerd worden. Daar zit de
pijn! Een heleboel mensen zijn niet
bang voor uitbreiding op zich, maar
zijn bang dat ze zich met die uitbrei
ding niet kunnen identificeren. Men
sen zijn niet per definitie ongelukkig
met nieuwe gebouwen. Het NMB-ge-
bouw werd heel snel door iedereen
geaccepteerd en als een karakteris
tiek gebouw ervaren.'
Maar de Amsterdamse binnenstad is
zo'n mooi en gaaf geheel, dat tref je
bijna nergens aan. Bebouw je de IJ-
oevers volgens de huidige plannen,
dan krijg je vanaf vele plaatsen een
totaal ander gezicht op de stad. U
vindt niet dat het stadsgezicht hoe
dan ook beschermd moet blijven?
'Integendeel. Volgens dat standpunt
mag je bijvoorbeeld niet aan het
Louvre komen en zou de briljante
uitbreiding in de vorm van een pira
mide niet gerealiseerd zijn. Terwijl
het Louvre met deze ingreep een
meerwaarde van deze tijd heeft ge
kregen. Een ander voorbeeld.
Cahen heeft voor het Rijks Oudheid
kundig Bodeminstituut in Amersfoort
een weliswaar ongelofelijk modern
bouwplan ontworpen, maar met zo
veel zorg voor detail en met zo'n vol
strekt eigen identiteit, dat het op
geen enkele manier detoneert. Ster
ker nog, de stad gaat erop vooruit.'
Heel veel mensen kunnen eenvou
dig niet geloven dat het in Amster
dam hoogwaardige architectuur
wordt. Op grond van de eerste aan
zetten kun je dat ook niet verwach
ten. Jaren geleden heb ik een Am
sterdamse wethouder horen zeggen,
dat hij zich niet met de esthetische
aspecten van bouwplannen bezig
houdt.
'Dat is voor mij onbegrijpelijk. Een
stadsbestuurder is geen technisch
bestuurder. Daar heeft een stad
geen behoefte aan. Zeker een stads
bestuurder voor ruimtelijke ordening,
stadsvernieuwing, volkshuisvesting
of monumentenzorg moet opvattin
gen over architectuur hebben.
Hij hoeft niet per se de architecten
aan te wijzen, maar wel kunnen on
derscheiden welke plannen hoog
waardig zijn. Het Kamer van Koop
handel-gebouw zou door een be
stuurder tegengehouden moeten
worden. Het liefst in een vroeg stadi
um, maar een bestuurder zou ook de
moed moeten hebben om te zeggen:
graag de KvK op die plek, maar het
is onaanvaardbaar dat het beeld van
Amsterdam op die manier aangetast
wordt.'
Hoogbouw
Adri Duivesteijn is niet bang. Hij
deinst niet terug voor drastische in
grepen in de binnenstad. Mits ze aan
de hoogste kwaliteitseisen voldoen.
Hoogbouw bijvoorbeeld is geen ta
boe voor hem:
'Ik ben niet zo bang voor een hoog
gebouw. De Tour Montparnasse in
Parijs is als manifestatie, als 'land
mark', een aanwinst in de binnen
stad, zij het niet op het niveau van
de begane grond. Een stad kan dat
hebben! Wij in Nederland bezitten zo
weinig van dergelijke voorbeelden,
dat een regressief klimaat snel om
zich heen grijpt. Mensen geloven ge
woon niet dat hoogbouw positief kan
werken. Dat leidt tot een conserva
tieve houding, die de vooruitgang
blokkeert.'
Vindt u het aanstellen van een su
pervisor zoals prof. Dijkstra een vol
doende waarborg voor hoge archi
tectonische kwaliteit?
'Een wethouder moet verstand van
architectuur hebben. Moet in ieder
geval in staat zijn heel goede men
sen aan te trekken. Een supervisor
kan een middel zijn. Maar uiteindelijk
gaat het altijd om hele simpele be
slissingen: wie gaat het stedebouw-
kundige plan maken? Welke persoon
gaat een gebouw ontwerpen? Ik ken
geen voorbeeld van een altijd slech
te architect, die ineens een heel
goed gebouw maakt. Wel zijn er
goede architecten die soms minder
goede gebouwen maken. Hoe dan
ook: de architectenkeuze is heel fun
damenteel. En juist dat is vaak een
zwak punt. Men kijkt naar architec-