Buitenplaatsen en de Monumentenwet W. L. JANSEN Een monument is volgens de wet een vóór vijftig jaar vervaardigde zaak, die van alge meen belang is door zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuur historische waarde. Ook terreinen, die van algemeen belang zijn omdat voornoemde zaken daar aanwezig zijn. Een beschermd monument moet bovendien onroerend zijn en ingeschreven in de ingevolge de wet vastgestelde registers. Laten wij de archeologische monumenten als grafheuvels, hunebedden en prehistorische bewoningsplaatsen, die in de wet een aparte plaats innemen, buiten beschouwing dan is er nog een enorme verscheidenheid aan menselijke voortbrengselen van vóór 1940. Grote en kleine kunstvoorwerpen, molens, kastelen, meubelen, bruggen, machines, fa brieken, kerken, voer- en vaartuigen, maar ook door mensen gemaakte landschappen, ontwateringssystemen, dijken en polders. Maar slechts een deel daarvan kim met de Monumentenwet worden beschermd. Kunstvoorwerpen en meubelen zijn niet onroe rend, schepen evenmin. Discriminatie Maar vele door de mens vervaardigde on roerende goederen komen evenmin voor in de registers. Daar vindt men geen pol ders en andere, cultuurhistorisch wel de gelijk waardevolle onroerende zaken. Ook geen landgoederen en tot voor kort nau welijks buitenplaatsen. Alleen maar mo lens, kerken, kastelen en wat verder van steen was vervaardigd. Maar het bijbeho rende park, al was het door een van onze grootste tuin- of landschapsarchitecten 'vervaardigd' ontbrak. Discriminatie van het monumentale groen! Voor een deel van dat monumentale groen is gelukkig belangstelling gekomen en wel in de eerste plaats voor de buiten plaatsen. Dit is niet in de laatste plaats te danken aan mr. H. M. A. Kamerlingh On nes, die als animator van de Stichting Cas- tellum Nostrum en later Stichting Particu liere Historische Buitenplaatsen hun bete kenis en noden met kracht naar voren heeft gebracht. Merkwaardigerwijs is de belangstelling, ook materieel, bij twee mi nisteries terecht gekomen. In de eerste plaats natuurlijk bij het cultuurministerie WVC, maar ook bij het Ministerie van Landbouw in het zog van de enkele jaren geleden naar dat ministerie van CRM over gehevelde natuurbescherming. Daar was toen al belangstelling voor het culturele groen, die o.a. steun kon vinden in de Na tuurbeschermingswet. De bij Landbouw ondergebrachte Natuurschoonwet was al actief maar in de eerste plaats bestemd voor landgoederen. Tegenwoordig heb ben beide ministeries subsidiemogelijkhe den voor buitenplaatsen en wel vijf bij WVC en zes bij Landbouw. Een verwar rende situatie, maar de Commissie Buiten plaatsen van de Monumentenraad (per adres Ministerie van WVC, kamer 1404, Postbus 5406, 2280 HK Rijswijk (ZH) heeft een gidsje waar alle mogelijkheden in zijn opgenomen. Het wordt u gaame toegezon den. Adviesorgaan van minister inventariseert Deze Commissie Buitenplaatsen heeft na melijk een voor de Monumentenraad on gebruikelijke taak op zich genomen. Zij in ventariseert hetgeen ons land nog bezit aan belangrijke buitenplaatsen, die voor 1950 al 'iets' waren. Volgens artikel 50 van de Monumentenwet heeft de Monumen tenraad de taak de minister van WVC des gevraagd of uit eigen beweging te advise ren en werkzaamheden te verrichten, die hem bij wet, Koninklijk Besluit of door de minister worden opgedragen. De commis sies van de Raad brengen incidenteel be zoeken aan objecten, waar iets mee aan de hand is. De Commissie Buitenplaatsen is de enige die permanent op pad is, zelf in ventariseert en haar bevindingen onge vraagd aan de minister kenbaar maakt. Normaliter zou zo'n inventarisatie worden uitgevoerd door het ambtelijk apparaat, de Rijksdienst voor Monumentenzorg. Maar toen die zijn bij uitstek deskundige jhr. dr. H. W. M. van der Wijck kwijtraakte, heeft de toenmalige voorzitter van de Monu mentenraad mr. S. P. baron Bentinck in 1978 de Commissie Buitenplaatsen inge schakeld. Aanvankelijk bezocht de com missie voltallig buitenplaatsen, die voor bescherming in aanmerking konden ko men. Dat bleek echter veel te veel tijd te vergen. Thans bezoeken delegaties van twee of drie leden iedere maand een aan tal buitenplaatsen. Voorrang hebben die, waarvan een gebouw al op de Monumen tenlijst staat en beschermd is. De beoorde ling is slechts globaal. Onderscheiden wordt de tuin- of parkaanleg als waard om te worden beschermd, als van onvol doende waarde of ten derde: nader onder zoek nodig om de waarde te bepalen. Ongeveer eens per kwartaal komt de commissie voltallig bijeen en stelt zij de definitieve beoordeling vast. Die wordt per provincie via de Monumentenraad ter kennis van de minister gebracht. Noorden verst gevorderd De provincies Groningen, Friesland en Drenthe hebben dat tracé inmiddels afge- Een bedreigde buitenplaats met een grote cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke (vaarde in een stedelijk gebiedOvercingel in Assen (foto Rijksdienst voor Monumentenzorg).

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1990 | | pagina 6