Europa Nostra-prijzen voor Gelderse kastelen en vesting Naarden Gemeentelijke monumentenzorg op de rails? Leidse raadhuis Op voordracht van Heemschut en Mertno van Coehoom heelt Europa Nostra dit jaar een diploma van verdienste toegekend voor de omvangrijke restauratie door de Rijksgebouwen dienst van de Vesting Naarden. De restauratie duurde 25 jaar en kostte zo'n 20 miljoen. De hoogste onderscheiding, de zilveren medaille ging naar de Gelderse Kastelenstichting voor de restauratie van kasteel Rozendael te Rozendaal, Huis Verwolde te Laren, Huis Landfort te Megchelen, kasteel Doorwerth te Doorwerth, kasteel Zypendaal te Arnhem en kasteel Can- nenburgh te Va assen, (foto Vesting Naarden van KLM). Het nieuwe systeem van monumentenzorg in Nederland staat in een aantal gemeenten iruniddels op de rails. Zij hebben de nodige voorzieningen getroffen om invulling te geven aan de decentralisatie van de taken en bevoegdheden op het gebied van de monumentenzorg. Daarmee is nog niet gegaremdeerd dat de gemeentehjke monumen tenzorg ook op de raüs blijft: er worden wel degelijk knelpunten gesignaleerd, die in de praktijk zouden kunnen leiden tot ontsporingen. Aldus luidt de hoofdconclusie van een onderzoek, dat de Stichting Nationale Contact commissie Monumentenbescherming (NCM) het afgelopen half jaar heeft gehouden onder alle gemeenten en enige honderden particuliere monumentenorganisaties. De resultaten van het onderzoek, uitge voerd door dr. N.J.M. Nelissen van de Uni versiteit van Nijmegen en drs. B.H. Verfür- den van de NCM, zijn gepubliceerd in het boek 'Gemeentelijke monumentenzorg op de rails?'. Dit boek werd woensdag 13 de cember in de Janskerk te Utrecht gepre senteerd aan een groot aantal bestuurders van gemeenten en organisaties. In zijn openingsrede wees J.C.J. Lammers, voorzitter van de NCM, erop dat de gemeenten nu voor de moeilijke taak staan uitvoering te geven aan een decen trale zorg voor monumenten. De ambtena ren, belast met die uitvoering, vinden in het algemeen dat de deskundigheid bin nen de eigen gemeente voldoende is. Ech ter, de omvang van het beschikbare per soneel is dat zeker niet. In ruim driekwart van de gemeenten is minder dan een halve formatieplaats beschikbaar. Voor een aan tal specifieke taken zoals inventarisatie en documentatie, maar ook voorlichting aan en begeleiding van particulieren bij res tauraties, acht men zich daardoor onvol doende toegerust. Veel gemeenten zien voor die taken een rol weggelegd voor lo kale particuliere monumentenorganisaties. Die organisaties, die in circa 40% van de gemeenten opereren, hebben juist voor die taken ook de meeste belangstelling, zo blijkt uit een aanvullende onderzoek onder deze instellingen. Een basis voor verdere uitbouw van de samenwerking lijkt daar mee aanwezig. Met het onderzoek wilde de NCM een beeld krijgen van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de ge meentehjke monumentenzorg. Het nieuwe systeem, waarin voor de gemeenten een centrale rol is weggelegd, nadert zijn vol tooiing. Per 1 januari 1989 is de Monumen tenwet- 1988 van kracht geworden. Op ba sis van die wet worden algemene maatre gelen van bestuur uitgewerkt, die de hui dige subsidieregelingen voor restauratie en onderhoud van rijksmonumenten zullen vervangen. Ruim de helft van de gemeenten zegt de bevoegdheid te ambiëren om vergunnin gen af te geven voor wijziging en sloop van rijksmonumenten. Eén op de twee ge meenten beschikt op korte termijn over een monumentenverordening en een com missie op het gebied van monumenten zorg. Instrumenten die het, meestal met enige aanpassing, mogelijk maken die be voegdheid te verkrijgen. Vrijwel alle gemeenten dienen jaarlijks bij de Rijksdienst voor de Monumenten zorg een meerjarenprogramma restauratie monumenten in, waarmee zij het voor eige naren mogelijk maken in een bepaald jaar subsidie van het Rijk te krijgen. Het eigen monumentenbeleid wordt door de meeste gemeenten actief genoemd. Bo vendien kwalificeert 60% de richting van beleid in de eigen gemeente als gunstiger voor de monumenten. Gemeenten hechten sterk aan de eigen bevoegdheden. Zo kiest 60% van de ge meenten met een budget lager dan 100.000,- er toch voor zelf over dit bud get te blijven beschikken, in plaats van deze samen te voegen in één provinciaal fonds. Dit optimistische beeld wordt echter doorkruist door een aantal knelpunten, die met name betrekking hebben op de finan ciële middelen die gemeenten ter be schikking staan om invulling te geven aan het nieuwe beleid. Bijna 80% van alle ge meenten vindt het restauratiebudget dat jaarlijks voor de eigen gemeente wordt gereserveerd, te laag. Restauratie van zeer grote monumentale objecten levert in 65% van de gemeenten problemen op. Uit- of afstel van restauraties blijkt daarvan niet zelden het gevolg te zijn. Als geboren en tot 1938 in Leiden woon achtig geweest, mis ik in uw artikel 'De Leidse raadhuiskwestie in 1929 (Heem schut 11/12 van 1989) een m.i. belangrijk aspect van deze kwestie, n.1. dat de latere prijsvraag iets wezenlijk anders inhield, dan de opdracht aan Dudok. De oude stad huisgevel aan de Breestraat belendde aan beide zijden aan particuliere huizen. Hier door zou bij het ontwerp Dudok het nieuwe moderne gebouw en de oude ge vel nergens samen worden geconfron teerd, men stapte door de oude gevel en stond dan in een modem gebouw. Bij de latere prijsvraag werd uitgegaan van amo- veren van de bebouwing tot en langs de Korenbeurssteeg, waardoor de gevel aan de Breestraat moest worden verlengd tot genoemde steeg en aan moest sluiten aan de rest van het te ontwerpen gebouw. Hierdoor werd oud en nieuw dus wel sa men geconfronteerd, hetgeen de opgave veel moeilijker maakte. Een der niet gekozen ontwerpen voorzag naast de gotische gevel in een soort Haagse Bijenkorf, destijds pas gebouwd en daar goed passend, maar m.i. in combi natie met de gotische gevel onaanvaard baar. Ik herinner mij verder dat Kropholler een te veel romaniserend ontwerp had ge maakt. Alles bij elkaar meen ik, dat het uitge voerde ontwerp zonder een valse antiqui teit te zijn, goed aanpast aan de oude gevel en aan de Vischmarkt met antieke fontein en Korenbeursbrug. Ir. J. Zuurdeeg, Middelburg Heemschut, februari 1990 39

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1990 | | pagina 39