Welstandscommissies moeten zich geprononceerder uitspreken m Lê1 GERDATENCATE Grote angst om iets mooi of lelijk te vinden Welstandsheilve aanvaardbaar, het is een term die veelvuldig werd gebezigd tijdens de vergaderingen van de werkgroep Centrum van het Rotterdamse Welstandscollege. De schrijfster van dit artikel was als kunsthistorica een aantal jaren lid van Welstand Rotter dam en noteert hier enige persoonlijke ervaringen. Inmiddels is men in Rotterdam doende het Welstandstoezicht te reorganiseren, anticipe rend op de wijziging van de Woningwet, waardoor de burger een grotere vrijheid zal krijgen om, zonder het wakend oog van Welstand, veranderingen aan te brengen. De verwachting is overigens dat welstand nieuwe stijl in Rotterdam door toespitsing van de zorg op de belangrijkere gebouwen een continue kwaliteitszorg voor de hele stad zal genereren. Het Welstandstoezicht in Rotterdam, een stad die de laatste jaren een dynamische ontwikkeling doormaakt, zichzelf graag af ficheert als het Nieuwe Rotterdam en in derhaast de laatste lege plekken vult, die door het bombardement van de stad wer den geslagen, was betrekkelijk los en de mocratisch gestructureerd. De stad was verdeeld in sectoren, met elk een eigen werkgroep, wat natuurlijk niet ten goede kwam aan het grote overzicht. Er waren behalve architecten ook niet-architecten welkom. In totaal waren er 20 leden, waar van minstens 12 niet-ambtelijke architec ten en 6 niet-architecten die niet in dienst van de gemeente zijn. De voorzitter van het college was een jurist die om de zoveel maanden de plenaire vergaderingen voor zat, waar de complexe plannen werden besproken. In de praktijk werden de ver gaderingen geleid door de secretaris of plv. secretaris, beide architect en gedeta cheerd door Bouw- en Woningtoezicht. Bij de vergaderingen waren bovendien meestal aanwezig een afgevaardigde van de dienst Stadsontwikkeling én van de wethouder Stadsvernieuwing en RO, zodat extra informatie over bepaalde plannen kon worden doorgeseind aan de leden. De afgevaardigde van de wethouder vertolkte soms bepaalde algemene ideeën en ver langens die bij het stadsbestuur leefden en was natuurlijk ook in staat de wethouder vroegtijdig te informeren. De zittingen werden ook wel eens bijgewoond door de gemeentelijke functionaris voor monu mentenzorg. Hoewel de zittingen open baar waren, werden ze slechts bezocht door ontwerpers die - al dan niet op ver zoek - hun plannen kwamen toelichten. Opdrachtgevers, van welke categorie ook, trof je er zelden aan, evenals de plaatse lijke pers, die alleen afkwam op potentieel halsbrekende projecten. Een soepele en bekwame organisatiestructuur, zou je zo denken, met die brede opzet en die lijntjes richting Stadsontwikkeling of wethouder bijvoorbeeld. Echter, ook hier waren vele kritische geluiden waarneembaar. Het instituut Wel stand heeft zijn verklaarde voor- en tegen standers en dat is bepaald niet van van daag of gisteren. Het Welstandstoezicht is in met name de Rotterdamse bouwveror dening buitengewoon vaag geformuleerd zodat je er alle kanten mee uit kunt. Boven dien ontbreken er landelijk eensluidende afspraken over inrichting, uitvoering en criteria, wat in het algemeen als een ge brek wordt ervaren. Noodzakelijk Laat ik voorop stellen dat het instituut wat mij betreft een goed principe is, omdat er in ons kleine volgepakte land een zekere mate van regelgeving en ordening nood zakelijk is. Er is te weinig open ruimte om als cache-misère voor de uit de hand gelo pen chaos te dienen. Een van de belangrijkste kritiekpunten is dat Welstand niet betrokken is bij de totstandkoming van het stedebouwkundig plan. Het is overigens nog maar zeer de vraag of dat nodig is. De gemeente zou er eerder goed aan doen een stedebouwkun dig supervisor met een belangrijke mate van onafhankelijkheid aan te stellen, zoals de gemeente Amsterdam heeft gedaan door prof. Tj. Dijkstra voor de IJ-oever- plannen te benoemen. Een ander algemeen punt van kritiek is altijd dat het bijsturen van plannen in het late stadium, waarin Welstand aan de orde komt, frustrerend is voor alle partijen: ar chitecten, opdrachtgevers, gemeente én het college van welstand. Jammer, maar als men werkelijk kwaliteit in de stad wil krijgen, dan moet men daar wat voor over hebben. In elk geval kunnen dergelijke botsingen voorkomen worden als er een uiterst stringent stadsbeleid wordt gefor muleerd, zodat opdrachtgevers en archi tecten weten in welke context ze moeten opereren en tot hoever ze de draad kun nen spannen. En of Welstand monsterlijke patronage is dan wel een vorm van colle giaal overleg, zal afhangen van een ieders persoonlijke ervaring. Te lief voor collega-architecten Een derde algemeen punt van kritiek is dat de plannen van 'onbekende' ontwer pers gemakkelijker negatief beoordeeld worden dan de inzendingen van collega architecten, die met bepaalde égards wor den behandeld. Hierdoor worden kriti sche geluiden wel eens sterk afgezwakt overgebracht. Verder is het zo, dat archi tecten en ontwerpers moeilijk van hun ei gen apropos afstappen en dikwijls ge neigd zijn alternatieven te suggereren: Ik zou het zus of zo hebben gedaan. In gro tere groepen werkt dat verwarrend ten aanzien van de verwachte uitkomst. Het potlood en de paalwoningen van Blom bij station Blaak. Heemschut, februari 1990 31

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1990 | | pagina 31