werden in 1815 en 1817 leningen uitge
schreven, onder meer voor voltooiing van
de wegen Amsterdam-Breda en 's-Herto-
genbosch-Luik. Een belangrijke wijziging
van de route Breda-'s-Hertogenbosch was
een nieuwe tracering via Tilburg.
Voor de aanleg en bestrating van het
gehele netwerk van de 'grote wegen' uit
het tableau van 1816 bleken de aangegane
leningen niet voldoende. Daarom werd in
1821 besloten tot een onderverdeling van
de Groote wegen in twee klassen:
- de 'Groote wegen van de eerste klasse'
vormden de verbindingen van de hoofd
stad en de residentie met de land- en
zeegrens en kwamen onder direct beheer
en onderhoud van het Rijk; dit met uitzon
dering van de reeds bestaande verharde
Groote wegen van de eerste klasse, waar
van het onderhoud en beheer reeds bij an
dere instanties berustte (delen van de
route 's-Hertogenbosch-Luiken de route
Amsterdam-Haarlem)-,
- de Groote wegen van de tweede klasse
kwamen in beheer en onderhoud bij de
provinciale staten, onder oppertoezicht
van het Rijk; ze omvatten de wegen, die de
voornaamste provinciesteden onderling
verbonden.
Tollen
In Noord-Nederland hadden de water
wegen traditioneel het alleenrecht van het
vervoer van personen en goederen over
langere afstand. Daardoor kwamen plaat
selijke initiatieven niet van de grond. Dit
was ook het geval in Drenthe, waar nauwe
lijks behoefte bestond aan vervoer op
langere afstand. Toch kwamen geheel on
der verantwoordelijkheid van het Rijk tus
sen 1825 en 1842 groote wegen van de eer
ste klasse tot stand ter verbinding van de
provinciale hoofdsteden.
Nog langer duurde de aansluiting op
Limburg, hetgeen vooral kwam door de
politiek gecompliceerde situatie van deze
provincie in die tijd. Niettemin besloot men
in de jaren '40 tot de aanleg van een lange
weg door Limburg ten behoeve van een
goede bereikbaarheid van Maastricht. Een
tweede verbindingschakel was de weg
Eindhoven-Weert in 1854. Hiermee kreeg
het netwerk van verharde groote wegen
vrijwel haar voltooiing. Er kwamen nog en
kele aansluitingen tot stand; de weg Win
terswijk naar Pruisen, de weg van Maas
tricht naar Hasselt en de weg van Tilburg
naar Turnhout. Daarna werden er gedu
rende de gehele 19de eeuw, op enkele
wegen langs nieuwe kanalen na, door het
Rijk geen grote wegen meer aangelegd.
Diligence
Er was een netwerk tot stand gekomen
van verkeerswegen, dat alle landsdelen
met elkaar verbond en, naast de middelen
van vervoer te water, redelijk voldeed.
Aan de hand van de tolopbrengsten valt na
te gaan, hoe het gebruik zich ontwikkelde.
Hieruit blijkt, dat dit in de doorgaande we
gen in West-Nederland het grootst was in
de jaren '40, vlak vóór de introductie van
de spoorwegen. Tussen de steden ont-
stand naast het dihgence-verkeer een
openbaar vervoerssysteem met soms aan
zienlijke frequenties.
De aanleg van de spoorwegen veroor
zaakte een ommekeer: de diligence
diensten verdwenen als bij toverslag.
Daarentegen nam het gebruik van wegen,
die naar een station leidden, toe. Ook de
stoomboot ging op sommige trajecten
sterk concureren. In de jaren '60 en '70
werd het dan ook stil op veel grote wegen.
Er kwamen voorstellen, om ter besparing
op het onderhoud de verhardingsbreedte
van 4 a 4.50 meter terug te brengen tot 3 a
3.50 meter Deze maatregel is op vel
schillende trajecten (Assen-Groningen,
Meppel-Staphorst) ook uitgevoerd. In de
jaren '80 nam de intensiteit op een aantal
wegen nog verder af door de stoom- en
paardentram. Hierdoor ontstond zelfs ver
waarlozing van het onderhoud van grote
wegen; lange tijd voorzagen zij niet meer
in de primaire verkeersbehoeften. Pas de
toename van het rijwielverkeer aan het
einde van de 19de eeuw en het verschij
nen van motorvoertuigen leidde tot een
kentering, die evenwel pas na de Eerste
Wereldoorlog zichtbaar zou worden.
Herkenbare symbolen
Aanvankelijk lagen de oude rijkswegen
als vrij autonome lijnen in het landschap,
hoewel in de loop van de tijd een vergroei
ingsproces op gang is gekomen. Deson
danks zijn de oude rijkswegen vaak nog
zeer herkenbaar aan monumentale eiken
beplanting, die aan de rechte weggedeel
ten een geheel eigen karakter verleent.
Het is van groot belang, dat dit symbool
voor een bijzondere periode van wegen
bouw voldoende wordt onderkend zodat
het tot in lengte van jaren behouden kan
blijven. Daarnaast verdienen kleine détails
de aandacht zoals de opschriften met
'rijksstraatweg', café'smet namen, die aan
tollen herinneren en andere herbergen,
die met de functie van de wegen waren
verbonden.
Dr.ir. J.A. Hendrikx is lid van de Provinci
ale Commissie van Heemschut in Noord-
Brabant.
Literatuur, waarvan ten behoeve van dit
artikel is ontleend:
E.A.B.J te Brink, Postritten en postroutes
via West-Brabant in de Bataafse en Franse
tijd. Varia Historica Brabantica I (1962).
J.M. Fuchs, Shell-joumaal van oude en
nieuwe wegen (1968).
C.R. Hermans, Geschiedkundig overzicht
van straatwegen in de provincie Noord-
Brabant, Handelingen Prov. Genootschap
(1852).
J.P. van Noorden, Waterstaatkundige ont
wikkeling in aanleg van verkeerswegen in
de provincie Noord-Brabant in de laatste
anderhalve eeuw. Het Nieuwe Brabant,
deel 2 (1953).
H. Schmal, 's Rijks Groote Wegen in de
19de eeuw (1985).
B.G.M Strootman, Oude rijkswegen. Ont
staan, oorspronkelijk en huidig beeld van
de oude rijkswegen in Nederland (1984).
Monumentale eikenbeplanting langs oude rijksweg
Heemschut nov.-dec. 1989
31